Kunst

Destination Rotterdam

Hoe nieuwe initiatieven het Rotterdamse kunstenveld sinds 2011 veranderen, een inventarisatie
Door
Gritta Ewald

Bij aanvang van het nieuwe culturele seizoen wil dit artikel minder een vooruitblik geven op wat er allemaal te zien zal zijn; het is veel meer een onderzoek naar de sector beeldende kunst in de stad, hoe en waardoor die de afgelopen vijf jaar is veranderd en welke nieuwe initiatieven zich in het veld op welke manier manifesteren.

De aanleiding om voor een periode van vijf jaar te kiezen is tweeledig: eerst en vooral betekende het jaar 2011 door de ingrijpende cultuurbezuinigingen een cesuur in het landelijke cultuurbeleid. Vanwege substantiële kortingen op subsidie werden orkesten samengevoegd of opgeheven, podia verdwenen en ook grote instituten als Museum Boijmans of Witte de With zagen hun budget krimpen. Parallel eiste de overheid voor de voortzetting van de subsidiering meer ondernemerschap en daarmee verhoging van eigen inkomsten.

In hetzelfde jaar, begin juni 2011, werd het Rotterdamse kunstveld opgeschud door het nieuws dat Emmo Grofschmid en Karmin Kartowikromo, galeriehouders van MKgalerie, op weg naar hun tweede galerie in Berlijn om het leven waren gekomen. Zij waren de galerie ooit in eigen huis begonnen eer die naar de Witte de Withstraat verhuisde. Naast het werk voor de galeries en de begeleiding van kunstenaars waren beide enorm begaan met de kunstensector in het algemeen en met de Rotterdamse in het bijzonder. Zo initieerde Karmin het nog steeds verschijnende recensieblad Tubelight (*1998) en het meer op Rotterdam gericht kunstmagazine What’s up (2008-2013), en waren beide veelvuldig sparringpartner voor collega-galeristen en mentoren voor een nieuwe generatie galeriehouders in de stad.

Als hommage aan het gedachtegoed van deze twee culturele entrepreneurs is in 2012 de kunstprijs MK Award geïnitieerd; door verkoop en veiling van werken en speciale portfolio’s van kunstenaars van de galerie is een startkapitaal opgebouwd om de kunstprijs – verbonden met een geldbedrag van € 5.000 en een presentatie – te bekostigen. De prijs heeft een open karakter betreffende medium en leeftijd van de prijswinnaar maar stelt de maatschappelijke waarde van kunst in werk of praktijk van een kunstenaar centraal. In 2013 werd de MK Award voor het eerst uitgereikt aan Melanie Bonajo, in 2015 nam het kunstenaarsduo Gil & Moti de prijs tijdens Art Rotterdam in ontvangst.

Tegen deze achtergrond neemt Stichting MK Award het initiatief om het actuele kunstenveld in Rotterdam te inventariseren en een selectie aan initiatieven voor te stellen. In gesprekken met initiatiefnemers waren hun achtergrond en motivatie evenzeer onderwerp als huisvesting, communicatie met het publiek en toekomstplannen, en de vraag welke rol het actuele cultuurbeleid voor hen speelt. Overlappende uitspraken worden aan het eind van dit artikel samengebracht naast de verwijzing naar een dubbeldebat over het huidige beeld van de Rotterdamse kunstsector in september 2016.

Het Pop-up fenomeen en nomadische initiatieven

Naast het pop-up fenomeen dat de laatste jaren versterkt te zien was zijn er ook in toenemende mate nomadische activiteiten. Het tijdelijke karakter op een bepaalde plek is het verbindende element – het onderscheid ligt in het onafhankelijk van de locatie herhalen van een concept bij nomadische initiatieven.

In april 2016 startte het kunstenaarsduo Daniel van de Broeke en Florian Borstlap The Performance Bar, een maandelijkse avond in WORM aan de Eendrachtstraat die via open calls een uniek podium aan performers biedt en een uitgelezen plek voor performancekunst is. Vanwege andere activiteiten van de initiatiefnemers is de bar een nevenproject dat ze graag ook op reis zouden sturen om de interactie met een gemengd publiek aan te gaan.

Voordat Yvonne de Jong begin 2016 Assembled by Root in het Oude Noorden vestigde heeft zij meerdere pop-up-exposities georganiseerd. Al tijdens haar Lifestyle-Studies aan de Willem de Koning Academie (WdKA) vond zij een praktische insteek ontbreken, ondanks incidentele lezingen over ondernemerschap. In haar ruimte aan de Zaagmolendrift die Yvonne tegen gunstige condities via een wooncorporatie huurt staat naast presentatie en verkoop van kunst vooral het zakelijk coachen van kunstenaars centraal. Daarin past dat Assembled by Root lezingen tijdens Route du Nord organiseert en voor een geplande lezingenreeks ook expertise bij Rotterdam Festivals of organisaties als Rabobank inwint met als insteek die kennis als open source voor de sector beschikbaar te stellen. Daarnaast heeft Yvonne opnieuw – samen met kunstenares Sophie de Vos van FLTR Projectspace – plannen voor een pop-up expositie om expliciet een nieuwe generatie kunstenaars te presenteren, ook zonder grotere namen als “magneet”.

Tentoonstellingsruimten en presentatieplatformen

De scheidslijn tussen beide begrippen is niet haarscherp waardoor diverse initiatieven hierna onder deze gezamenlijke noemer beschreven worden. Deze initiatieven zijn opgericht om in de stad of de culturele context waargenomen hiaten te dichten.

Voor het particuliere initiatief Garage Rotterdam was de beschikbaarheid van een karakteristieke voormalige garage doorslaggevend om er na een grondige verbouwing een hoogwaardige tentoonstellingsruimte te vestigen. Sinds 2012 worden er aan de Goudsewagenstraat nabij het Oostplein jaarlijks vier visueel aansprekende thematentoonstellingen door drie curatoren georganiseerd– een duo en een dame - die Rotterdam als kunststad ook bij een breder publiek op de kaart moeten zetten. Voor de tentoonstellingen wordt inzake bruiklenen samengewerkt met kunstenaars, musea en particuliere verzamelaars, en er zijn gesprekken met Boijmans gaande voor een nauwere coördinatie van de complementaire doelgroepen – jonger publiek bij de Garage versus oudere bezoekers van het museum. Garage Rotterdam lijkt – ook al met haar eigen café - enigszins op het stadscentrum te leunen als het gaat om bezoekers waartegen initiatieven als Rib (Charlois) en A Tale of a Tub (Spangen) meer lokaal én internationaal, minder op het centrum georiënteerd zijn. 

A Tale of a Tub is in 2014 door de curatoren Suzanne Wallinga en Nathanja van Dijk in samenwerking met Carolyn Drake en Fleur van Muiswinkel in het voormalige badhuis van het gerestaureerde Justus van Effenblok gestart. De fantastische ruimte was al gespot door de galeriehouder Wilfried Lentz die programmatisch aansluitende medehuurders zocht en de oprichters naar hun interesse polste. Het idee om nieuwe ontwikkelingen in de beeldende kunst in een maatschappelijke context te reflecteren en in exposities met discussie- of filmprogramma’s te onderzoeken was er al iets eerder, terwijl de gelegenheid en het klimaat in Rotterdam op dat moment gunstiger waren dan in andere steden. In alle projecten staat telkens de kunstenaar en diens thematiek centraal zodat in een gezamenlijk proces iets nieuws en voor de kunstenaar een echte stap vooruit in diens praktijk gerealiseerd kan worden. Een voorbeeld hiervan is de Londense Chisendale Gallery die opdrachten aan kunstenaars geeft of deze voor korte werkperiodes uitnodigt om niet alleen voorhanden werk te presenteren maar ook het productieproces zelf te faciliteren, om op die manier voor de kunstenaar een verschil te kunnen betekenen. Aansluitend is de samenwerking met Stichting C.o.C.A. misschien een logische stap; de stichting kiest jaarlijks een curator die een shortlist van kunstenaars samenstelt waarvan er één een geldbedrag ontvangt om in alle vrijheid een project te realiseren dat bij A Tale of a Tub in nauwe afstemming wordt gepresenteerd. Het internationale oogmerk vertaalt zich in de programmering; zo worden veelal kunstenaars gepresenteerd die zelden in Nederland getoond worden en met wie ook relevante programma’s worden ontwikkeld die internationaal gaan reizen. Momenteel zijn er nauwere verbindingen met het onderwijs en speciale bezoekersgroepen in ontwikkeling die ook de banden met de directe omgeving zullen versterken. Voor de nieuwe cultuurplanperiode 2017-2020 werd A Tale positief geadviseerd. Als dit advies door het gemeentebestuur wordt overgenomen zorgt dat naast een projectbijdrage van het Mondriaan Fonds voor wat meer ruimte bij de initiatiefnemers die tot nu toe niet betaald werden en het project vooral uit sponsoring, bijdragen van internationale galeries en particuliere begunstigers bekostigden, naast een initiële projectlening van het Materiaalfonds.

In september 2015 opende Maziar Afrassiabi de tentoonstellingsruimte Rib in een voormalige slagerij in Oud-Charlois en presenteert experimenten die vanuit eigen ideeën of wensen van kunstenaars ontstaan. Als kunstenaar en voormalig tentoonstellingsproducent van een soortgelijk initiatief in Antwerpen had hij de sterke behoefte om zelf condities te creëren en om te experimenteren met onconventionele presentatieformats. Incidenteel toont Rib werk van haar exposanten ook in ruimtes in de omgeving met bestaande functies zoals de snackbar aan de overkant van de Katendrechtse Lagedijk of in een tweedehandswinkel en zet deze in als verlengstuk van bepaalde presentaties. In die zin is het niet fixeren op bepaalde thema’s of media, naast een enorm commitment voor de vrijheid van kunst, het meest kenmerkend voor Rib’s opzet die veel jonge kunstenaars tot haar publiek mag rekenen. Ook inzake financiering heeft Maziar veel risico genomen door een huurcontract voor vier jaar aan te gaan en vooral eigen geld te investeren; voordat kortgeleden duidelijk werd dat de gemeente het initiatief met een subsidie gaat steunen. Daarnaast zoekt Rib – net als Tale of a Tub en Garage Rotterdam – de verbintenis met particulieren, iets dat eerder van musea bekend is in de vorm van vriendenkringen.

 Als Agency zonder eigen ruimte ontstond Art Agent Orange drie jaar geleden meer als artist-for-artists webplatform vanuit het inzicht dat een kunstenaar soms een directere bemiddelaar kan zijn dan een galeriehouder. Deze agency, geleid door de Rotterdamse kunstenaar Jeroen Bosch, representeert momenteel vijf gevestigde kunstenaars die niet of niet meer door een galerie vertegenwoordigd zijn. Via beurzen als PopPositions in Brussel of Intersections bij Art Rotterdam worden de kunstenaars onder de aandacht van (grote) verzamelaars, musea en curatoren gebracht. Tevens beschikt de website over een ‘besloten gedeelte’ waarvoor geïnteresseerden inloggegevens kunnen opvragen en de telkens vernieuwde selecties werken van de gerepresenteerde kunstenaars kunnen bekijken. Bij Art Agent Orange wordt de activiteit nadrukkelijk gericht op het verkopen van werk, en daarmee dus op inkomen voor kunstenaar én agent.

Galeries

Met het oog op in het algemeen niet makkelijke situatie van galeries (omzetten worden vooral op beurzen gerealiseerd) rijst vanzelfsprekend de vraag naar het vestigingsklimaat voor galeries in Rotterdam juist omdat er de laatste jaren een aantal nieuwe galeries van hoog niveau gevestigd zijn.

Of de sterke jaarlijkse groei van de beurzen Art Rotterdam en Rotterdam Contemporary Art Fair daar een belangrijke rol in speelt, valt moeilijk te bewijzen. De toename van kunstliefhebbers en bezoekers lijkt ook niet te koppelen aan de dominante rol van de Witte de Withstraat – eerder is het hart van het Rotterdamse kunstveld enorm vergroot. Zo vestigen jonge galeries zich niet in de klassieke kunststraat maar verspreiden zich over het stadscentrum en daarbuiten. De periferie van de Binnenweg heeft na recente vestigingen van Galerie Rianne Groen (2014) en Cinnnamon (2015) naast de eerder gevestigde galeries (Frank Taal en Joey Ramone) en artists’ bookshop PrintRoom een soort kunsthub gekregen.

Rianne Groen verhuisde na haar curatorenopleiding in London in 2013 terug naar Nederland. Door haar positieve ervaringen bij het werken met kunstenaars in Engeland en bij Kunsthal Kade in Amersfoort lag de gedachte aan een eigen galerie voor de hand, ook om kunstenaars langere tijd te begeleiden. De uitgangspositie qua betaalbare ruimte en flexibiliteit in de kunstsector was in Rotterdam gunstiger dan in Amsterdam. Een half jaar na de start in een anti-kraakruimte in Kralingen verhuisde Galerie Rianne Groen naar haar huidige locatie in het Oude Westen waar zij jaarlijks zes presentaties van jonge kunstenaars in diverse media programmeert. Nieuwe kunstenaars voor het galerieprogramma vindt Groen vooral in presentaties van academies, bij de post-academische opleidingen Ateliers en Rijksakademie in Amsterdam en ook via kunstenaars die contact leggen met collega’s. De deelname aan Art Rotterdam is niet alleen belangrijk voor de verkoop, de beurs functioneert vooral ook als multiplicator om verzamelaars met haar galerie bekend te maken en contacten met andere galeries aan te knopen. Naast het werk voor de galerie is Rianne tevens als projectleider voor Huis Sonneveld van Het Nieuwe Instituut actief.

Met Cinnnamon heeft Pieter Dobbelsteen in 2014 vanuit zijn achtergrond als kunstenaar en filosoof een nieuwe stap gezet door een ambitieuze galerie te openen die direct ook geaccepteerd werd voor deelname aan grotere beurzen (Art Rotterdam en Artissima, Turijn). Het galerieprogramma kent drie hoofdlijnen die leidend zijn voor de keuze van kunstenaars. Kunstenaars die in Nederland nog niet maar deels wel door buitenlandse galeries worden gerepresenteerd en waardoor het aanknopen bij een beurs als Artissima makkelijker is. Inhoudelijke pijlers van het programma zijn thema’s als de digitale versus de echte ruimte, het fysieke in verhouding tot het digitale, de reflectie op het modernisme (Bauhaus) en het thematiseren van fotografisch materiaal op zich. Bij Cinnnamon is voor installaties, fotografie en film een belangrijke rol weggelegd, waarbij objecten worden geëxposeerd die aansluiten bij zowel particuliere als bedrijfscollecties. Als toekomstvisie zou Pieter een experimentelere projectruimte mogelijk in het buitenland een interessante aanvulling op de galerie vinden.

In Rotterdam Noord heeft fotograaf en artdirector Lenny Oosterwijk met Galerie Untitled in 2011 in zijn eigen woonpand uit 1910 een lichte ruimte ingericht voor exposities van sculptuur, fotografie en schilderkunst. Vanuit zijn netwerk als artdirector lag de focus eerst op fotografie en illustraties, sinds vorig jaar wordt ook schilder- en beeldhouwwerk getoond. De galerie is tijdens openingen en op afspraak te bezoeken, daarnaast is Untitled ook op beurzen als RC Art Fair, KunstRAI en Blooom in Keulen vertegenwoordigd. Parallel aan de beurspresentaties zijn uitgebreidere exposities van dezelfde kunstenaars in de galerie te zien zodat een kruisbestuiving mogelijk is. Sinds een jaar worden maandelijks middagen met muziek en literatuur georganiseerd die de getoonde kunst in een ander kader plaatsen en vooral een andere sfeer voor gesprekken creëren. Vanuit Oosterwijks zakelijke benadering is het initiëren van een residency in een nog te verbouwen eigen huis in Frankrijk een volgende stap in de ontwikkeling. Ook dat hij bij gesprekken binnen de Metropoolregio betrokken is om over de ontwikkeling op kunstgebied van recreatiezone Delfland mee te denken. 

Een bijzonder format galerie stelt PHK18 voor omdat de exposities plaats vinden in het weidse kantoorlandschap van een interieur- en twee architectenbureaus op het Noordereiland. Het initiatief begon met een opdracht aan kunstenares Marleen van Wijngaarden voor het realiseren van een kunstwerk in deze ruimte, een opdracht die beide partijen zo goed beviel dat er een bredere samenwerking werd overwogen. Dat mondde uit in exposities van vooral ruimtelijk werk of werken die de (ervaring van) ruimte thematiseren en inspelen op deze kantoorlocatie. De openingen zijn druk bezocht, daarnaast kunnen bezoekers tijdens kantooruren de exposities bekijken en vormt dit format een uitgelezen kans om een bredere doelgroep – zakelijke partners en cliënten van de bureaus – aan te spreken. Een expositie plus een symposium met als thema ‘schaal’ die dit najaar gepland zijn doet vermoeden dat de verbinding tussen het kantoor en de galerie inhoudelijk sterk is opgezet; een onderwerp dat in kunst en architectuur in gelijke mate van belang is. Het idee is wel om dit concept ook bij andere bedrijven aan te bieden en de betrokken kunstenaars op die manier meer platformen te kunnen bieden.

Discussieplatform

Conversas lijkt een uitzondering in deze inventarisatie omdat de wekelijks plaats vindende gespreksavonden niet puur op de kunstsector zijn gericht maar veel opener van opzet zijn. Het format is door kunstenares Constança Saraiva in 2012 in haar atelier in Lissabon in het leven geroepen als wekelijkse bijeenkomst van geïnteresseerden, waaronder uiteraard ook kunstenaars, om in een half uur sharp over een project, droom of een dringend issue te spreken. De sfeer is ook in Rotterdam – waar kunstenares Bérénice Staiger medeorganisator is - meer die van een woonkamer dan van openbare ruimte waardoor grenzen tussen publiek en sprekers snel geslecht worden. Per avond komen drie “conversadores” (sprekers) aan bod. Het publiek mag te allen tijden vragen of inspreken zodat er geen hiërarchie maar een gesprek ‘op ooghoogte’ ontstaat; letterlijk door geen podium voor de spreker te gebruiken. Het delen van kennis staat voorop net als het openen van zogenaamde inner circles – de samenstelling van het publiek wisselt dan ook sterk, iedere spreker brengt zijn netwerk mee, wat de openheid van het format bevordert en juist de grote kracht is van Conversas. Bij dat concept past ook dat Conversas zich in 2015 verplaatste van de gebruikelijke locatie, ateliergebouw Mevrouw Bok aan het Heemraadsplein, en bij het festival De wereld van Witte de With neerstreek, terwijl er net zoals tijdens Art Rotterdam meerdere sessies elders plaats vonden. De openheid van het format staat ook filiaalvorming toe, zo zijn er inmiddels spin-offs in Milaan, London en nog diverse andere plaatsen.

Home-based initiatieven

Bij de home-based projecten zien we in Rotterdam enkele initiatieven van kunstenaarsplatforms welke in en vanuit huis worden georganiseerd. Een goed draagvlak blijkt in Rotterdam in de meeste gevallen dat de initiatiefnemers zelf kunstenaar zijn. Die ‘dubbele’ identiteit is niet alleen extra aantrekkelijk voor andere kunstenaars - ook (aspirant) verzamelaars vinden hier vaak een ambiance die drempelverlagend werkt - maar vooral een forum voor gesprekken en bijeenkomsten.

Upominki startte in 2012 in eigen huis als onderdeel van het werken aan een masterscriptie (WdKA) van kunstenaar Weronika Zielinska. Het initiatief verhuisde nog naar een andere – openbare- locatie om binnenkort wederom in eigen huis vlakbij Cinnnamon in het centrum neer te strijken. Upominki betekent cadeauwinkeltje en het onderzoek draaide om gastvrijheid: de voor- en nadelen van het openstellen van het eigen huis waar Weronika een mini-residency aanbood en elke 2 weken een expositie organiseerde. De exposerende kunstenaars dragen, ook in de gehuurde ruimte, bij aan de continuering van het initiatief, hetzij door de verkoop van werk of anderszins. Zij schenken tevens een werk voor de collectie van Upominki dat eventueel op een later tijdstip verkocht kan worden. Geheel in lijn met de insteek van gastvrijheid maken ook presentaties van afgestudeerden van het Piet Zwart Instituut deel uit van het programma en daarmee maken ze het initiatief tot een belangrijk podium voor (experimenten van) jonge kunstenaars.

Sinds december 2015 organiseert kunstenaar Simon Kentgens in eigen huis onder de naam Min- presentaties van kunstenaarsprojecten, die in de meeste gevallen ook gelinked kunnen worden aan de ontmoeting met hem en een kennismaking met de door hem beschikbaar gestelde ruimte – feitelijk in de kelder die via een smalle trap bereikbaar is. De ruimte direct naast de project space is de slaapkamer van de kunstenaar zodat mensen – bewust of onbewust – letterlijk dicht bij de bewoner en initiator komen. De projecten hebben geen vast ritme, ze vloeien eerder voort uit ontmoetingen met kunstenaars en vooral uit interesse in en bewondering voor het werk en ideeënwereld van de ander. Min- presenteert dan ook vooral werk dat speciaal voor die ruimte is ontstaan of daarop toegespitst is. Niet minder belangrijk dan het werk zelf is de gastvrijheid waarmee elke presentatie omlijst wordt. In de woonkamer wacht de bezoekers een tafel met verschillende gerechten en hapjes, drankjes zijn in de keuken beschikbaar – een warm welkom waardoor gesprekken makkelijk worden aangeknoopt. Opvallend verzorgd zijn ook de uitnodigingen voor deze presentaties, die op zich al als een collectible overkomen: aan elke kunstenaar wordt gevraagd om een pagina te kopiëren en op te sturen uit een boek dat de kunstenaar net leest. In één opzicht is Min- mogelijk een uitzondering op andere initiatieven: Kentgens beschouwt zijn project space als onderdeel van zijn eigen werk en ziet zijn drijfveer ook bij de Britse kunstenaar John Latham (1921-2006) terug die zijn huis niet alleen als levende sculptuur interpreteerde maar die overblijfselen van events aldaar als uitgangsmateriaal gebruikte voor eigen werk. Vanuit een dergelijke visie verbaast het niet dat het project zich onafhankelijk opstelt ten opzichte van het actuele cultuurbeleid en noch op subsidie wil bouwen noch aan een bepaalde planning vasthoudt.

Een ander nog jong home initiatief is de in eigen huis gevestigde galerie Peach van Ghislain Amar en Anna Luczak. Beide kunstenaars bleven na hun studie aan het Piet Zwart Instituut in Rotterdam, zoals wel meer internationale Piet Zwart-alumni en wel in Charlois. Al snel waren zij betrokken bij de organisatie van projecten, uit interesse maar ook om niet passief af te wachten tot curatoren hun werk in shows wilden programmeren. Toen begin 2015 een medebewoner uit huis vertrok werd besloten om de voorhanden zolderkamer en het terras voor tentoonstellingen te benutten in plaats van elders een ruimte te zoeken. Sindsdien zijn er acht tentoonstellingen gerealiseerd met evenveel Rotterdamse als internationale kunstenaars waarbij het idee van de exposant voor het bespelen van de ruimte centraal staat. Voor elke expositie wordt een nieuw tapijt (deurmat) door kunstenaar Daniel Fogarty in opdracht vervaardigd– waarmee de dubbelrol van kunst- én woonruimte benadrukt wordt. De presentaties zijn op afspraak te bezichtigen en uiteraard tijdens de opening die vaak met een performance verbonden is. Zijn publiek vindt Peach vooral in de kunstenaarsgemeenschap in Charlois en internationale peers. Hoewel festivals vaak met scepsis bejegend worden kan mogelijk ook Peach profiteren van de magnetische werking van Charlois Speciaal dat de aandacht op het potentieel en de diversiteit van dit stadsdeel vestigde. Ook al is het getoonde werk te koop met een commissie - lager dan bij galeries gebruikelijk – toch staat de verkoop minder voorop dan bij ‘klassieke’ galeries en is Peach veeleer onderdeel van de eigen kunstenaarspraktijk. Het begrip van de hybride kunstenaar is hier zeker op zijn plaats omdat Ghislain en Anna náást hun eigen praktijk als kunstenaar ook als galeriehouders, organisatoren én curatoren optreden. Zo fungeert Peach in november a.s. als curator van een presentatie in het Amsterdamse W139 en opent daarmee ook weer de horizon van de Rotterdamse kunstwereld.

Conclusie

Deze inventarisatie is geenszins uitputtend maar wil vooral de verscheidenheid en kwaliteit van de initiatieven benadrukken met de kanttekening dat zich blijkbaar een nieuwe generatie initiatiefnemers aandient die het ondernemerschap niet eerst moeten leren maar van begin af  rekening houden met eigen investeringen, in tijd, ruimte en ook geld. Die activiteiten zijn deels uiteraard te danken aan lagere huren buiten het stadscentrum maar mogelijk ook aan meer openheid bij stadsdeelbewoners die hun wijk zien ontwikkelen (uiteraard met het risico van gentrification). Qua communicatie zetten alle initiatieven social media en mailinglijsten in, Garage Rotterdam werkt daarnaast ook met gedrukte flyers en incidentele advertenties. Geen van de initiatiefnemers kan van het project alleen leven, alle hebben andere inkomsten hetzij uit docentschap, andere projecten, als fotograaf en ondernemer, deels door subsidie en verkoop van eigen werk.

Suggesties richting beleidsmakers en –uitvoerders zijn minder op financiële middelen gericht en meer op het kennisnemen van de initiatieven en sterkere inhoudelijke verbinding in de sector, op een eventuele inrichting van een sectie jonge galeries binnen de KunstKoop-regeling. Of heel concreet de bemiddeling voor grotere ruimten zoals in het geval van Untitled die graag een leegstaand schoolgebouw in Noord zou willen omtoveren – ook al tijdelijk – voor grotere presentaties en als ontmoetingsplek. Een aansluitend coherent beleid zou mogelijk in gesprek of in workshops met de culturele sector en tussenpersonen of instanties vruchtbaar kunnen zijn. - GE

Met dank aan Karen Mertens, Bérénice Staiger en de initiatiefnemers.

Misschien vind je dit ook leuk