Carole van ditzhuyzen (1981) is theatermaker en interim artistiek leider bij Maas theater en dans. Ze herkende zichzelf in het begrip ‘gespleten habitus’, toen ze dat las in het boek Terug naar Reims van de Franse socioloog Didier Eribon. Hij verwijst daarmee naar de ogenschijnlijk onverenigbare identiteiten in zichzelf. Dat trof haar onmiddellijk, omdat zij dat precies zo voelde. Zij ziet het ook terug bij de kinderen en jongeren die binnenkomen bij Maas in het theater in Delfshaven. Haar passie is om die onderscheiden identiteiten met elkaar in gesprek te brengen, te verbinden en te vieren. Dat creëert zij als programmeur van het podium en dat drijft haar ook nu ze mede de verantwoordelijkheid draagt voor de artistieke leiding van het jeugdtheaterhuis
aan de Maas.
Voor Puntkomma wilde ik graag schijven over Maas. De voorstelling BullyBully (3+) van René Geerlings had me nieuwgierig gemaakt, het stuk was toegankelijk en grappig met een serieuze boodschap. Mijn kleindochter vatte het zo samen: ‘ruzie, over wie de baas is’. Ze had genoten. Jeugdtheater in Nederland staat op een hoog artistiek peil, maar gaat daarmee regelmatig over de hoofden van het beoogde jonge publiek heen. Zo niet bij BullyBully. Op mijn wandelingen door de stad zag ik de glazen voorgevel van het Maaspodium opgefleurd met uitbundige regenboogkleuren. Een recensent noemde de voorstelling The Ozard of Wiz (9+) een pleidooi voor vrijheid, te mogen zijn wie je bent. Maas is een productiehuis en podium dat past in de diversiteit van Rotterdam. Carole van Ditzhuyzen heeft momenteel met haar collega Merel Heering de artistieke leiding over het geheel.
Ze vindt het interview een beetje spannend, vertelt ze als we in een kamer bij Maas plaatsnemen: ‘Voor je het weet, verval je in allerlei platitudes wat je zogenaamd zou kunnen betekenen voor de stad.’ Ze legt enkele notities naast zich op een stoel. ‘Belangrijk is toch wat je beweegt.’
Omarmen
Carole van Ditzhuyzen: ‘Didier Eribon schijft over een gespleten habitus, over het onbehaaglijke gevoel tot twee verschillende werelden te behoren die zo ver van elkaar af liggen dat ze onverenigbaar lijken, maar die werelden bestaan wel degelijk naast elkaar in alles wat je bent. Dat raakte mij. Ik heb een vader, die komt uit Burkina Faso. Ik heb een moeder uit Frankrijk afkomstig uit de middenklasse. De oma waar ik als kind veel was behoorde tot de arbeidersklasse. Mijn vader komt uit Burkina Faso en behoort tot de Fulani volkeren. Twaalf jaar geleden ben ik naar Burkina gegaan om mijn familie te zoeken. En die heb ik gevonden. Van die reis en de ontmoetingen heb ik een voorstelling Ouagadougou gemaakt, want ik wilde iets doen rondom mijn eigen gespleten habitus. Eigenlijk door het vieren van al die verschillende werelden, omdat ik die gespletenheid te verdrietig vind, want als ik fantaseer over een toekomstige wereld, dan is die niet gespleten, dan mogen al die dingen naast elkaar bestaan. Ik heb geoefend om al die verschillende lagen in mijzelf, die ogenschijnlijk onverenigbaar zijn, te omarmen.’
Als programmeur van het podium krijgt haar onderzoek naar een gespleten habitus een plek in de programma’s die ze maakt. Ze denkt bijna als een socioloog: Is het wel van iedereen? Wie moet er nog bij? Hoe kunnen we mensen nog meer betrekken? Carole: ‘We zijn echt een producerend podium geworden. Er worden veel programma’s gemaakt en die bedenk ik niet. Die worden met kinderen gemaakt, met jongeren en ook met kunstenaars. Kinderen en jongeren zien wij vooral ook als kunstenaars. Wij hebben jeugd in de zaal van twee tot achttien jaar en ouder, die al die verschillende lagen in zich hebben, maar waar er weinig omgeving is om die veelheid die zij zijn, om die te beoefenen, te bevragen, te vieren en te omarmen. Dus we zijn echt getransformeerd van een podium vóór, naar een podium mét en dóór. En soms denk ik dat ook diep in mij de vraag nog leeft: hoe omarm ik al die lagen?’
Op schoot
Ze werd geboren in Frankrijk en kwam met haar moeder als driejarige in Rotterdam. Haar moeder werkte aanvankelijk in buurthuizen als begeleider met jongeren en maakte de switch naar een theateropleiding in Utrecht. Daardoor ging zij veel naar de schouwburg en nam Carole vaak ’s avonds mee. Carole: ‘Ik was zeven of negen jaar en dan viel ik op haar schoot in slaap. Slapend en soms half wakker, of half luisterend naar muziek, kreeg ik veel mee. Ik herinner me bijvoorbeeld voorstellingen van Carver en Alex d’Electrique. Daar bleef ik wakker. Vanaf mijn zevende zat ik op de jeugdtheaterschool Hofplein. Daar was ik met theater bezig, maar ik herinner me vooral dat sociale aspect van samenkomen; een gemeenschap creëren met kinderen die dat ook leuk vonden. Het voelde altijd een beetje onwennig. Ik ging daar graag heen, maar dacht nooit: dit is misschien iets wat ik zou willen. Er was voor mij ook geen relatie met wat ik in de schouwburg beleefde. In de schouwburg werd ik ergens ingezogen, in een soort vibe op de schoot bij mijn moeder in een ruimte met z’n allen. Veel kan ik niet navertellen over die voorstellingen, maar ik heb ze fysiek als herinnering in mijn lichaam opgeslagen.’
Samenkomen
Na de mavo wist Carole niet wat ze wilde. Zelfs niet met een theatermoeder als wandelend voorbeeld in huis van iemand die met theater maken en lesgeven bezig was. Ze werkte bij de Praxis als vakkenvuller en achter de kassa. Op een dag toonde haar moeder een krantenartikeltje met een oproep van een Rotterdams jeugdtheater LEF: spelers gezocht. Ze deed auditie en werd aangenomen. Ze noemt zichzelf terugkijkend een pittige puber in een niet altijd even makkelijke thuissituatie. Carole: ‘Ik voelde me op de basisschool en op de middelbare school opgesloten, heel letterlijk dicht en onvrij. Ik werd dwars en rebels.’ Bij LEF speelde ze vanaf 1998, allereerst in een reprise van de voorstelling Over de grens over grensoverschrijdend gedrag van leerlingen op het voorgezet onderwijs. Haar eerste volledige voorstelling was het jaar daarna in Scoren onder regie van Marjet Roerink, een door de SKVR geproduceerd project. Ze was achttien jaar en speelde voor pubers van twaalf tot vijftien jaar op middelbare scholen, bijna leeftijdgenoten. Ze bleef bij LEF toen het gezelschap werd overgenomen door HAL 4 met Jolanda Spoel als artistieke leider. Enkel jaren later speelde ze bij het Utrechtse jongerentheatergroep DOX, en in Amsterdam bij de professionele gezelschappen Made in da Shade en Urban Myth. De laatste twee gezelschappen werkten met professionele spelers, soms afgestudeerd, soms autodidact. Het waren in die tijd vrijwel de enige groepen die oog hadden voor spelers die een andere route hadden doorlopen dan een toneelschool. Ze deed veel ervaring op en heeft veel aan deze periode te danken. Carole: ‘Spelen ging voor mij vooral over samenkomen in een groep. Met een onderwerp in het midden, waar je samen iets over ging maken. De dynamiek tussen dat onderwerp en al die verschillende mensen in die groep, dat fascineerde me. Er is niet één richting waar we op af moeten stevenen, dat leerde ik. Toen kon ik me ontspannen en voelde dat ik er mag zijn met alles wat ik in me heb. En dat delen met een publiek, waarin dan eigenlijk hetzelfde gebeurde. We konden onszelf laten zien in die happenings. Door te spelen kreeg ik het gevoel dat ik eigenlijk heel veel te vertellen heb.’
Opleiding
Ze twijfelde lang of ze naar een theateropleiding zou gaan. Carole: ‘Mijn grootste verbazing op de Toneel en Kleinkunst Academie was, dat alles gericht was op het individu: Wat kan jij? Wat kan je vooral nog niet? En hoe krijgt de leraar jou, daar waar je moet zijn? Hij zegt: ‘Je moet meer zo bewegen, je moet meer die kant op.’ Er was een duidelijke hiërarchie tussen meester en leerling. Het ontbrak aan gezamenlijkheid en daar had ik moeite mee. Nog los van het feit dat ik me bewoog in een heel wit en elitair, afgesloten bolwerk. Het bracht me terug naar een soort eenzaamheid die ik had voordat ik bij Rotterdams LEF kwam. Het leek op mijn schooltijd. Ik kon daarom moeilijk connectie maken met wie ik op dat moment was.’ Gelukkig ontmoette ze enkele waardevolle klasgenoten waar ze een eigen gezelschap mee begon, het collectief Tijdelijke samenscholing en maakte daar de voorstelling Ouagadougou. Na haar afstuderen belandde ze in 2010 als regisseur bij de jongerentheatergroep Young Stage waar zij aan de slag kon met jonge spelers die - net als zij zelf twaalf jaar daarvoor - via een secundaire route daar terecht waren gekomen. Ze begeleidde hun talentontwikkeling en produceerde schoolvoorstellingen. Carole: ‘Een uitademing.’
Mijn oma
‘Toen wij in Nederland aankwamen, was ik drie. Mijn moeder had een relatie met een Nederlandse man en die man had familie. Bij die familie ben ik onwaarschijnlijk veel geweest en ook bij zijn moeder. En over die oma gaat die uitspraak in onze subsidieaanvraag. Als kind voelde ik me opgesloten en helemaal niet vrij, behalve daar, behalve bij haar. Bij mijn oma voelde ik dat er voor mij zorg werd gedragen. En er staat ook ‘was’ in de zin: Mijn oma ‘was’ de hoeder van mijn kleine zelf. Ze is iets langer dan een jaar geleden overleden. En ik weet nog dat ik dat huis ging opruimen, schoonmaken, en alles inpakken. Toen ik uiteindelijk klaar was, liep ik weg met twee grote tassen vol foto’s en spullen waar ik mijn hele leven naar gekeken had. Een klein kapstokje en een schaaltje en nog veel meer. Ik liep weg bij dat huis en voelde: Hier heb ik altijd die kleine Carole mogen zijn. En nu, met haar overlijden voelde het alsof ze zei, of alsof het universum zei: It’s up to you, jij kan nu voor die kleine zelf gaan zorgen.’
Gezamenlijkheid
Afgelopen december werd Carole samen met haar collega Merel Heering bij Maas gevraagd om de artistieke leiding van het gezelschap over te nemen. Bij de beslissing daarover dacht ze terug aan dat moment dat ze met die tassen wegliep bij haar oma’s huis vandaan en zich realiseerde dat ze in een soort transitie zat. Carole: ‘Mijn vraag bij die beslissing was hoe ik heel dichtbij bij mijzelf zou kunnen blijven en dat niet volle agenda’s, verantwoordelijkheidsgevoel en ambities het van mij over zouden gaan nemen. Maas is een stevige motor, die gaat en dendert. Dat heeft fantastische kanten, maar hoe beweegt het mij? Gezamenlijkheid is een van de grote dingen die ik heel belangrijk vind. Deze tijd voelt als een eenzame tijd en ik denk dat in gezamenlijkheid opereren, daarop een tegenreactie is: in de organisatie, in de maakprocessen en met het publiek. Daarnaast is voelen en lichamelijkheid belangrijk. We zijn gewoon getraind om ons lichaam niet te vertrouwen. Daarom vind ik het zo mooi dat we hier met kinderen werken en het fysieke als uitgangspunt hebben voor onze voorstellingen. Het lichaam zit zo opgeslagen met zo ontzettend veel. We worden niet geleerd om dat als een diep, diep weten te zien.’
Fresh
Het programma Fresh is een voorbeeld van gezamenlijkheid. Het zijn bijna altijd Rotterdamse jonge makers die maandelijkse Fresh-avonden vullen. Het is een creatief platform met als kernvragen: Wie ben ik? Wie ben ik in deze wereld? Hoe denk ik na over de wereld waarin ik leef? Welke wereld zou ik eigenlijk willen? Wat betekent dat voor mij? Wat betekent dat voor mijn lichaam, voor mijn lijf? Carole: ‘Voor Fresh nodig ik makers uit met een onderzoeksvraag of een thema. Soms is dat heel specifiek. Ik wil iets maken rondom mentale gezondheid. Soms is het: Ik heb al zo lang niet meer gespeeld en ik durf eigenlijk niet meer, maar ik heb wel het idee dat ik veel te vertellen heb. Vervolgens heb ik gesprekken met die maker. Wat wil je maken? Hoe zou je dat willen? Welke vormen denk je aan? En dan zeg ik: Oké, dat gaat over je rol als maker. Ik ben nieuwsgierig of je daar je curatorschap naast zou willen zetten? Terwijl je nadenkt over wat je zelf zou kunnen doen, zou je alvast kunnen nadenken met wie jij dat podium zou willen delen. Is er in Rotterdam iemand bezig rondom diezelfde thematiek? Of juist vanuit een ander perspectief, waardoor het weer een ander gesprek oplevert? En uiteindelijk gaat het over welk publiek wil je daar dan bij? En dan gaan we samen puzzelen. Dat levert wonderlijke avonden op. Onlangs was er een spoken word artieste en zangeres, die iets deed rondom mentale gezondheid, en zij vroeg een psycholoog om aan te sluiten bij de avond om een nagesprek te hebben met het publiek. Ze had een hele mooie vorm bedacht waarin het publiek kon participeren. We hadden in februari een hele mooie avond voor de queer moslim community. Met een film waarin personen hun ervaringen deelden over seksualiteit en gender als queer moslim in Nederland. Met allerlei verschillende performances en een expositie in de foyer. Zo ontrollen zich avonden waarin uit verschillende invalshoeken wordt gekeken naar een thematiek En dat deel je dan met een specifiek publiek. Daarnaast zijn er mensen die inmiddels de Fresh-avonden kennen en die gewoon leuk vinden. Ik wil even terugkomen op dat voelen en bij dat lichamelijke, daar heb ik iets over opgeschreven (leest voor uit haar aantekeningen): ‘Iedere maker/curator onderzoekt eigenlijk zijn eigen weten en zijn eigen voelen en deelt dat met een gemeenschap die dat weer viert.’
Systeem
Carole verwijst naar een interview met de Franse schrijver en socioloog Édouard Louis over zijn boek Veranderen: methode vorig jaar in debatpodium Arminius. Louis is een leerling van die eerdergenoemde Didier Eribon en hoort bij de Franse groep sociologen die maatschappelijke ongelijkheid, zowel economisch, rond gender, als etnisch, voortdurend agenderen. Zijn boeken gaan over zijn vlucht als homoseksuele jongen uit de beklemmende Noord-Franse omgeving waarin hij opgroeide. Een vraag van de interviewer was: Wat zou je jongeren mee willen geven die misschien niet in de positie zijn om, net zoals jij, te vluchten uit waar je vandaan komt, om naar Parijs te gaan? En dan zegt Édouard Louis: ‘Ik ga de straat op om te vechten tegen die systemen die het voor die kinderen onmogelijk maken om te vluchten.’ Carole: Dat systeem van ongelijkheid is voor mij een belangrijke laag. En hoe houden we dat systemische op de agenda binnen Maas en binnen de sector? Hoe blijven we dat bevragen? Hier lopen door de week leerlingen van scholen door het gebouw. Daarmee is heel direct contact. Ze zijn het publiek in de zaal. Ik speel ook nog steeds bij Maas. Daar gebeurt iets in het interpersoonlijke, maar tegelijkertijd, en dat is ook weer dat institutionele, ben ik me heel bewust van de systemen waarin zij leven. Daarom is het voor mij belangrijk dat wij bij Maas dat systeem blijven agenderen.’ Het ter discussie stellen van het systeem kan bij schoolvoorstellingen ook bij het eigen jonge publiek soms ook op weerstand rekenen. In het jaar dat Maas The Ozard of Wiz speelde, waren er meer producties rondom het thema queer emancipatie zoals Queer planet van HNTJong en The hot peaches van DOX. NRC schreef over voorstellingen die werden gestopt vanwege verwensingen uit het jonge publiek: ‘Kunst kan een onmisbare rol spelen in het emancipatiedebat, maar als de bullies uiteindelijk winnen, werkt zo’n bezoek alleen maar averechts’ (NRC 06-09-’23). Carole: ‘Ik vind het heel moeilijk om te lezen dat die jongeren in het publiek worden weggezet als moeilijk en kortzichtig. Even los van dat zo’n heftigheid in de zaal heel complex is voor de performers. Zeker als je performers hebt die belichamen waar ze voor staan. Daarom kwam ik met het voorbeeld van Édouard Louis. Uiteindelijk zitten die jongeren vast in hetzelfde systeem. Maas is de plek om alle soorten verhalen te vertellen, het is van belang om die systemen aan te kaarten, om die te blijven agenderen. Uiteindelijk zullen de systemen waarin we leven, met de huidige politieke wind en een verrechtsing, eigenlijk alleen nog maar heftiger gaan worden. Daar zit voor ons een grote verantwoordelijkheid.’
Carole: ‘Waar zij aan refereren gaat over het maken van voorstellingen. Als we dat breder trekken, in creërende zin, dan ben ik daar niet mee gestopt. Alles wat ik doe bij Maas is vanuit diezelfde creërende bron. Wat ter sprake kwam in dit gesprek: Hoe kan je al die verschillende aspecten in jezelf omarmen? Ik ben een toneelspeler, heb voorstellingen gemaakt, maak voorstellingen, ben interim artistiek directeur van Maas: It’s all one! Het gaat over die verschillende identiteiten. Over een idee wat een kunstenaar is of moet zijn. De opmerking van het fonds is heel lief bedoeld: Verlies niet dat wat je deed. Maar ik ben dat niet verloren. Ik weet alleen niet waar ik naartoe beweegt, waar het zich naartoe transformeert. Nu ben ik hier. En straks ben ik ergens anders.’