Triomf van het Rotterdamse ambtenarenapparaat
Ook daarin is het medisch complex op Dijkzigt karakteristiek voor onze stad. Een proces van ‘wederopbouw’, ‘wederafbraak’, ‘wedernieuwbouw’ en ‘wedervernieuwbouw’: nooit is het af. Soms, te vaak, wordt dat proces gestuurd door stijgende grondprijzen, speculatie en/of veranderende opvattingen over wat ‘de stad’ moet zijn. “Rotterdam. / Make it happen.”, lees ik op een bouwschutting hier tegenover. In het geval van het ziekenhuis op Dijkzigt speelt veeleer dat het zich constant aanpast aan nieuwe medische inzichten en behandelprocedures. Vandaar die recente, grootschalige nieuwbouw van het EMC. Op díe plek, middenin de stad, en niet ergens weggeparkeerd langs een snelweg.
Het Dijkzigt-ziekenhuis was, toen het in 1961 geopend werd, met het Groothandelsgebouw een van de grootste gebouwen van de stad. Voordat in 1952 de eerste paal de grond inging was er bijna 10 jaar over nagedacht, en daarná duurde de bouw ervan nog eens 9 jaar. Ziekenhuizen zijn trage projecten.
Wie de laatste jaren langs de ‘s-Gravendijkwal liep, onderweg naar de tijdelijke EMC-hoofdingang, zou het niet zeggen. ‘Het Dijkzigt’, na lange verwaarlozing grauw, grijs en uitgewoond, was toen het geopend werd het meest sophisticated ziekenhuis van Nederland, waarschijnlijk van heel Europa. Heel de wereld kwam het bewonderen: niet alleen de architectonische buitenkant, maar vooral hoe binnen het medisch proces georganiseerd was. Het eerste voorbeeld in Europa van het double corridor-principe, in Amerika geformuleerd “to save the nurse’s steps”. Wat nu standaard is, was toen een revolutie in ziekenhuisbouw, tot stand gebracht door het Rotterdamse ambtenarenapparaat.
Laten we eens zien hoe ‘het Dijkzigt’ er destijds kwam, en er nog één keer goed naar kijken voor het voorgoed verdwenen is – ook als hommage aan de architecten-van-toen.
Een nieuw gemeentelijk ziekenhuis: van Blijdorp naar Dijkzigt
Het Gemeentelijk Ziekenhuis Dijkzigt verving het Coolsingelziekenhuis, in mei 1940 grotendeels verwoest. Van herbouw ter plekke is geen sprake. Stond het in 1851 aan de rand van de stad wijds in de Coolsepolder, nu past een ziekenhuis niet meer in de nieuwe stedenbouwkundige inzichten voor die plek: daar moeten bankgebouwen en winkelgebieden komen. Al in 1941 is sprake van een nieuwe locatie: in de polder Blijdorp aan de Stadhoudersweg, tegenover de Diergaarde zijn 16 hectaren beschikbaar. In 1946 start een serieuze Bouwcommissie, waarin naast gemeentearchitect Aad Viergever, al vanaf 1942 bij de planning betrokken, ook de directeur van Gemeentewerken ir. Tillema zitting heeft.
Men gaat niet over één nacht ijs. Studies worden gemaakt hóe alle onderdelen van zo’n ziekenhuis over de weidse ruimte van de Blijdorp-locatie te verspreiden; men maakt studiereizen naar nieuwe ziekenhuizen in Parijs, Stockholm en Zürich waar met hoogbouw geëxperimenteerd is in plaats van, zoals tot dan toe, laagbouwpaviljoens; en men voert fundamentele discussies over hoe maar liefst 800 patiënten kunnen worden ondergebracht: niet meer, zoals vroeger, in massale slaapzalen, maar nu liever in kamers met 6 óf 4 bedden, in overzichtelijke afdelingen. In het definitieve ontwerp liggen de diverse medische en technische diensten losjes, maar functioneel geordend over het terrein verspreid, met een beddenhuis van 13 verdiepingen/54 meter hoog. Dán realiseert men zich dat deze locatie vlakbij het nieuwe vliegveld Zestienhoven ligt: dat gaat voor veel geluidsoverlast zorgen, terwijl bovendien het hoge beddenhuis in aanvliegroutes ligt.
Op 27 april 1948 hakten B&W de knoop door: men ziet af van Blijdorp, en kiest een alternatieve locatie: de nog onbebouwde zuidwestelijke hoek van het Land van Hoboken. Via de Maastunnel lijken goede verbindingen mogelijk met andere delen van de stad. Anderzijds: in plaats van de 16 hectaren in Blijdorp zijn híer slechts zeven beschikbaar... Dat leidt tot striktere stedenbouwkundige eisen. Snel wordt duidelijk dat ontsluiting van het gebied vanaf Westzeedijk of ’s-Gravendijkwal onmogelijk is. Gekozen wordt voor toegang via de Wytemaweg, die diagonaal het plangebied insteekt; die oplossing brengt het ziekenhuis dichter bij het stadscentrum, maar tegelijk wat verder van andere stadsdelen...
Die diagonale insteek, plus het veel kleinere bouwterrein, leiden tot fundamentele ontwerpbeslissingen die tot vandaag zichtbaar zijn. In plaats van wijds moet er compact gebouwd. De medische en technische diensten komen niet in aparte gebouwen, maar worden geconcentreerd in twee lange vleugels. De noordelijke daarvan, met poliklinieken en spoedeisende hulp, in het verlengde van de Wytemaweg; symmetrisch gespiegeld een zuidelijke, parallel aan een weg naar het stadspark (het huidige Museumpark), bevat directievertrekken, dokterswoningen en een collegezaal. Beide vleugels definiëren het plein voor de ingang van het Hoofdgebouw: een hoogbouw van 15 verdiepingen, parallel aan de ’s-Gravendijkwal, in Noord-Zuid richting. Noordelijk daarvan komt, vrijstaand, een verpleegstersflat. Een eerste opzet wordt in 1948 gepubliceerd.
Dan stelt P.J. van der Schaar, geneesheer-directeur van het Coolsingelziekenhuis en lid van de bouwcommissie, voor om het beddenhuis uit te voeren volgens het double corridor-principe. Dat was in 1942 geformuleerd door de Amerikaanse ziekenhuisdeskundige Charles F. Neergaard . In plaats van ziekenzalen aan de ene langsgevel, en een gang aan de andere, komen daarbij ziekenkamers ter weerszijden van twee inpandige gangen, met dáártussenin de diverse dienstruimten die bij een afdeling horen. Heel compact dus. Via trappenhuizen en liften kunnen de diverse afdelingen bovenop elkaar gestapeld worden, in plaats van in ellenlange paviljoens achter elkaar. Dat scheelt veel geloop en gedraaf: “to save the nurse’s steps” is het motto. Nú doodnormaal – tóen revolutionair nieuw, en nog nauwelijks vertoond...
Gangen en dienstruimten liggen bij deze compacte aanpak middenin het bouwlichaam: hoe moet het dan met daglicht en verlichting, en met frisse lucht? Om dat te bekijken reist een studiecommissie bestaande uit de heren Van der Schaar, H.J. Valk (economisch directeur Gemeenteziekenhuizen) en architect Aad Viergever naar Amerika. Men spreekt in de USA en Canada met allerlei deskundigen en bezoekt 16 ziekenhuizen. In slechts twee blijkt het double corridor-principe al enigszins in praktijk gebracht. Het St. Luke‘s Hospital in Bethlehem/Pennsylvania, ontworpen door Neergaard zelf, acht men beklemmend vanwege onvoldoende daglicht en ventilatiemogelijkheden. De nieuwe vleugel van het ziekenhuis in Alexandria, een voorstad van Washington DC, is al prettiger doordat de gangen koplicht hebben, en het gebouw als geheel een lichtere indruk maakt; de zusters zijn uitermate positief over de korte loopwegen. De commissieleden keren tamelijk gedesillusioneerd terug, maar zijn uiteindelijk wél optimistisch over dat double corridor-principe. Dat blijkt uit de conclusies en aanbevelingen waarmee ze het rapport van hun studiereis afsluiten.
Die zijn overgenomen in een verder uitgewerkt ontwerp, dat Aad Viergever in juni 1949 voorlegt aan de Gemeenteraad. In 1950 wordt nog een wezenlijke aanpassing van dat plan doorgevoerd. De bouw van de AHOY-hal op de plek waar nu de Medische Faculteit staat, blokkeert de directe verbinding met het stadspark, en de vleugel met dokterswoningen moet een hoogbouwtorentje worden. Het definitieve bouwplan wordt in oktober 1952 gepresenteerd in Rotterdam Bouwt.
Het Hoofdgebouw
15 Verdiepingen hoog, waarvan twee ondergronds – ach, tegenwoordig knippert niemand meer met de ogen, maar toen het gepland werd was het H-gebouw het hoogste van de stad! En meer dan 150 meter lengte – dát is ook tegenwoordig nog uitzonderlijk! Het was in 1961, en nu nog steeds, het meest in het oog springende onderdeel van het Dijkzigt-complex. In de Blijdorp-plannen heette het nog Verpleeghuis, of Beddenhuis, maar het H-gebouw op Dijkzigt werd veel meer dan dat: écht een Hoofdgebouw! Door het toepassen van het double corridor-principe kon het bijna 22 meter diep worden: daardoor bood het veel meer ruimte dan enkel aan de inmiddels gevraagde 900 bedden. Niet alleen alle afzonderlijke afdelingen (steeds rond 25-40 bedden) pasten erin, maar ook allerlei centrale diensten als directie, röntgenkamers, keukens, apotheek, en revalidatie. Helemaal bovenin kwamen de operatiekamers, de centrale sterilisatie, en telefooncentrale, lighallen en arbeidstherapie. Dat móest ook wel, want het bouwterrein was maar zeven hectare klein. Daarop paste dat enorme gebouw enkel aan de westelijke rand, parallel aan de ’s-Gravendijkwal, in Noord-Zuid richting. Daarmee moest men afzien van de wens om de ziekenkamers, zoals in Blijdorp, op de zuidelijke zon te richten.
Het hoofdvolume van het gebouw is een drieluik, gearticuleerd door twee trappen- cq lifthuizen. Die beslissing, duurder dan slechts één trappenhuis, viel al snel: op die manier konden alle afdelingen apart ontsloten, en werd dwarsverkeer vermeden. Ook duurder dan 6-persoonskamers was de uiteindelijke keuze voor 4-persoonskamers: meer rust.
Ook verticaal is het gebouw driedelig – klassiek eigenlijk, maar Modernistisch uitgewerkt. Een plint van drie verdiepingen (met nog twee ondergronds) met daarin centrale diensten; daarbovenop de verpleegverdiepingen; en tenslotte, enigszins uitkragend, en daarmee een visuele afsluiting, twee verdiepingen met daarin o.a. de operatiekamers. Beeldbepalend zijn de borstweringen van de verpleegverdiepingen met daartussen doorlopende glasstroken die het bouwvolume sterk horizontaal tekenen. Mede door het gebruik van heldere bouwmaterialen oogt het massale gebouw toch licht en transparant.
De trappenhuizen in de westgevel zijn helemaal verglaasd. Bijzonder is dat de trappen – twee halve per etage – niet zoals gebruikelijk haaks op de gevel staan, maar parallel daaraan; zo zijn ze van buitenaf optimaal zichtbaar en versterken ze het verticale effect van die trappenhuizen. Ook zien trappenlopers de stad zo vanuit steeds wisselende hoek. De transparantie wordt op de kopse kanten versterkt door grote open balkons ter weerszijden – sindsdien dichtgemaakt – met daartussen de vooruitstekende, geheel verglaasde dagverblijven.
Al het mogelijke is gedaan om maximaal daglicht binnen te krijgen. Dit in tegenstelling tot de beide double corridor-ziekenhuizen die de commissie in de States gezien had; daar had men die nieuwe indeling aangegrepen om inpandige ziekenzalen te bouwen, van daglicht verstoken, geheel op kunstlicht aangewezen. De Rotterdamse commissie had dat als uiterst beklemmend ervaren. Conform de aanbevelingen in het rapport van haar studiereis kregen op Dijkzigt alle ziekenkamers weidse vensterwanden, en de langsgangen koplicht – via de balkons op de kopse zijden gloorde aan het eind van die lange gangen daglicht. Verder stroomde licht die gangen in via de bovenlichten boven de deuren van de kamers en bovenin de scheidingswanden. Zusterstations en afdelingskeukens werden maximaal verglaasd, om ook daar een gevoel van opgeslotenheid tegen te gaan. In plaats van kunstlicht via afzonderlijke lampen kwam er diffuus licht vanachter verglaasde plafonds. Verder werd veel aandacht besteed aan mechanische ventilatiemogelijkheden voor de middenzones. De architect had daarbij de opdracht het interieur “vriendelijk en aantrekkelijk” te maken: voor gangen en kamers werden lichte kleuren gebruikt, en de vloeren werden belegd met linoleum van Krommenie.
Ik herinner me de lichtheid en frisheid van de interieurs van ‘het Dijkzicht’ van toen ik midden jaren negentig een zieke collega bezocht, met wijds uitzicht door de glazen buitenwand; óók van toen ik er, nog niet zo lang geleden, zelf als patiënt kwam. Wát een contrast met het oude Academisch Ziekenhuis in Utrecht, waar ik als studentje had gelegen met een acute blindedarmontsteking! Nogmaals: tegenwoordig gefundenes Fressen in ieder ziekenhuis, maar destijds was het revolutionair! Een triomf van waartoe de Rotterdamse Dienst Gemeentewerken in staat was geweest. Een en ander is ook goed te zien op de foto’s die Helena van der Kraan in 2006 in opdracht van het Rotterdamse ziekenhuis maakte.
Het Zusterhuis
Het aanpalende Zusterhuis (‘gebouw Z’) met woonruimte voor 270 verpleegsters, is een stuk kleiner: 80 meter lang en acht verdiepingen hoog. Ik ben er – uiteraard – helaas – nooit binnen geweest, maar de zusterflatjes waren naar de Modernistische eisen en mogelijkheden van de tijd simpel en helder van opzet. Wat mij als buitenstaander – letterlijk! – steeds opvalt is de Westgevel aan de ’s-Gravendijkwal: die is als het ware dubbel uitgevoerd. De eigenlijke gevel in hetzelfde metselwerk als het H-gebouw: wit geglazuurde bakstenen in een eenvoudig-sierlijk, uiterst consequent doorgevoerd metselverband. In die wanden simpele, maar alweer zorgvuldig gedetailleerde metalen kozijnen, die het geheel simpel maar doeltreffend ritmeren. Daarvóór een tweede wand, uitgevoerd als een scherm van helder gemodelleerde betonnen standaardelementen die, iets vooruitstekend, alle achterliggende kamers articuleren. Zo simpel kan het zijn – en o zo doeltreffend!
De zuidelijke kop van het blok is anders gedetailleerd: daar zit het trappenhuis, met een aparte ingang vanaf de ’s-Gravendijkwal – alweer: vooruitstekend. Kijk eens goed: boven die toegangsdeuren staan vijf reliëfs van beeldhouwer Chris Elffers (1926). Uitgevoerd in simpel beton, met steeds aparte voorstellingen, delen ze het motto Draagt elkanders lasten. Ziekenzorg als zaak van gemeentelijke zorgzaamheid en onderlinge solidariteit – kom daar nu nog maar eens om... De reliëfs maakten deel uit van het uitgebreide Kunst am Bau-programma in het kader van de toenmalige Percentageregeling. Een deel van die kunst-van-toen kan in de nieuwbouw-van-nu herplaatst worden – maar veel is overtollig geworden: Lydia Bogtstra van de afdeling Kunstzaken van het EMC zoekt gegadigden die zich daarover willen ontfermen! (contact: l.bogtstra@erasmusmc.nl)
Van Dijkzigt naar EMC
Nadat prinses Beatrix het Gemeentelijk Ziekenhuis Dijkzigt op 18 september 1961 officieel geopend had, besloot de regering in mei 1965 dat het Rotterdamse ziekenhuis een academische status ging krijgen, de zevende in het land. Dat werd zichtbaar in de bouw van de witte faculteitstoren, met aan de voet daarvan een uitgebreid laboratorium- en parkeercomplex, op de plek waar vanaf 1950 het Ahoy-gebouw had gestaan. Een en ander naar ontwerp van OD205 Architecten uit Delft, de karakteristieke witte gevelpanelen van de toren ontworpen door de Franse architect en meubelontwerper Jean Prouvé. Daartoe moest de doktersflat aan het uiteinde van de zuidelijke vleugel al weer worden gesloopt. Talloze aanpassingen en kleine aanbouwen van het Dijkzigtcomplex volgden sindsdien.
In het oog springend was eind jaren tachtig de bouw van het Sophia Kinderziekenhuis langs de Wytemaweg, inclusief het Ronald McDonald Huis. Eind jaren negentig valt het besluit dat het ‘oude’ Dijkzigt aan het eind van zijn Latijn is. In 2004 start grootschalige nieuwbouw – 300.000 m2 – naar ontwerp van EGM Architecten. Het Erasmus Medisch Centrum komt op de plek van het oude Dijkzigt: dat werd stukje bij beetje afgebroken. “Bouwen op een postzegel”, aldus EGM . Ondertussen realiseerde Kees Kaan Architecten ook nog een nieuw onderwijscentrum. Het EMC is uitgegroeid tot het grootste en modernste ziekenhuis van Nederland, met internationale reputatie. Op 6 september 2018 werd het officieel geopend door koning Willem-Alexander .
Dat nieuwe EMC is als het ware over het oude complex heengerold . Het plein voor de vroegere hoofdingang onderaan Gebouw H werd volgebouwd. De hoofdingang ligt nu direct aan de Wytemaweg en komt uit in een monumentale inpandige straat ver boven het maaiveld, die de verschillende onderdelen van het complex – tot dan toe zichtbaar diverse bouwfasen – tot één geheel samensmeedt.
Wie goed kijkt ziet van daaruit nog een stukkie Zuidvleugel uit 1961; het voormalige Hoofdgebouw en het Zusterhuis zijn niet te missen. Maar haast je: de sloop ervan is begonnen. 70.000 m2 ‘oudbouw’ – uit 1961! – maakt plaats voor nieuw groen. So stirbt ein Glück...
----------------------------
Aad Viergever, 1902-1953
Wie ‘Aad Viergever’ intikt komt niet veel verder dan dat hij als architect van Gemeentewerken Rotterdam ontwerper was van het Dijkzigt-ziekenhuis. Punt. Hij lijkt bijna vergeten. Dat is jammer, want wie doorzoekt ontmoet een veelzijdige persoonlijkheid; weliswaar geen Van den Broek of Maaskant, maar toch iemand die een belangrijke rol speelde in het Rotterdam van de jaren veertig en vijftig.
Adriaan, in de wandeling ‘Aad’ of ‘Ad’, Viergever werd op 18 december 1902 geboren in Delft. Hij studeerde bouwkunde aan de Technische Hogeschool daar; in oktober 1922 behaalde hij het propedeutisch examen, en in mei 1931 studeerde hij af als bouwkundig ingenieur. Daarna is hij vanuit Delft actief als zelfstandig architect. In 1935 ontwerpt hij het nog steeds bestaande appartementencomplex – inclusief hoogbouw – op de hoek Reinkenstraat/Laan van Meerdervoort in Den Haag. Uitgevoerd in baksteen, in een gematigd modern-kubische stijl, werd het ervaren als ”iets nieuws op flatgebied” . Ook gaat Viergever les geven, o.a. aan de Rotterdamse TMS ‘Technicum’ aan de Eendrachtsweg; in september 1938, en ook nog in juli 1941, wordt hij genoemd als lid van de examencommissie daar. Intussen was hij in februari 1938 getrouwd met Heita Dunckerbeck uit Ubbergen .
Architect Viergever beschikt ook over nog heel andere talenten . Hij is – samen met collega-architecten ir. M. Meischke en ir. J.W.C. Boks – lid van ‘OASE’, een Rotterdamse kunstenaarssociëteit uit die tijd, en is daar een van de “op de voorgrond tredende figuren”. Hij ontwerpt in die jaren ook toneeldecors: in september 1937 bijvoorbeeld voor de uitvoering van Vondels Maeghden in de Groote Schouwburg door de Rotterdamsche Studententoneelvereeniging. Na de oorlog, tot aan zijn overlijden, ontwerpt hij ook decors voor eigentijdse voorstellingen van het Rotterdams Toneel, de Maasstadspelers en de Haagse Comedie.
In 1939-1940 ontwerpt Viergever als reservekapitein bij de Genie het Militair Hospitaal in Utrecht. Blijkbaar is hij al snel expert op dat gebied, want als hij in september 1940 als Ingenieur 1e klasse in dienst treedt van de Gemeente Rotterdam – er is werk aan de winkel, alle hens aan dek! – wordt hij belast met herstel, uitbreiding en verbetering van het Coolsingelziekenhuis (of wat daarvan na mei 1940 nog over was) en van het Bergwegziekenhuis. Vanaf 1942 is hij betrokken bij de ontwikkeling van een compleet nieuw gemeentelijk ziekenhuis, in eerste instantie in Blijdorp gedacht, maar uiteindelijk gerealiseerd ‘op’ Dijkzigt. In dat kader maakt hij in 1948 een studiereis naar de USA [zie verder hoofdtekst]. In het voorjaar van 1950 reist Viergever naar Suriname om de regering daar te adviseren bij een nieuw Medisch Centrum in Paramaribo.
Naast zijn drukke werkzaamheden bij de Dienst Gemeentewerken is Viergever ook schrijver en architectuurcriticus. In 1946 publiceert hij in het boekje Rotterdam: poort van Europa / De geschiedenis van haven en handel van Rotterdam onder de titel ‘Monumenten van Bouwkunst’ een beschouwing over wat in mei 1940 verloren ging. In 1947 is hij oprichter/hoofdredacteur van het tijdschrift Het Timmerhuis. Ook levert hij bijdragen aan Rotterdam bouwt / maandblad gewijd aan de wederopbouw van Rotterdam. In 1951 treedt hij toe tot de redactie van het Bouwkundig Weekblad – daarin bespreekt hij diverse Rotterdamse Wederopbouw-projecten.
Groot, en landelijk gevoeld, is de verslagenheid als Viergever op maandagavond 30 maart 1953 – nauwelijks vijf maanden na de eerste paal voor ‘zijn’ Dijkzigtziekenhuis, en nauwelijks 50 jaar oud – in zijn woning aan de Statenweg plotseling overlijdt: hartaanval.... Het was een drukke werkdag geweest: een medewerker meldt dat hij “die middag nog van vier uur tot bij vijven had zitten redeneren” met Viergever. In de landelijke dagbladen verschijnen rouwadvertenties, waarin hij “hoofdarchitect van de Gemeente Rotterdam en bekend decorontwerper” wordt genoemd, en “sinds enige jaren voorzitter van de vereniging Oud Boymans” . Onder grote belangstelling wordt Viergever op vrijdag 3 april op de Algemene Begraafplaats Crooswijk bijgezet in het familiegraf. Dagblad Het Vrije Volk noemt een brede rij sprekers.
Ter nagedachtenis aan Aad Viergever komt in 1961, bij de ingebruikname van zijn Dijkzigtziekenhuis, in de ontvangstzaal op de eerste verdieping een door Adriaan van der Plas ontworpen bronzen portretplaquette. Waar die gebleven is...?
Barend Martinus den Hollander, 1901-1989
Het zal je gebeuren: plotseling krijg je uitwerking en afbouw van een gigantisch ziekenhuisproject in je schoenen geschoven, nadat je collega onverwacht is overleden. Dat overkwam in 1953 ir. B.M. den Hollander, tot dan als architect van Gemeentewerken vooral bekend van zijn ‘Hollander’-scholen. Ook over hem is tegenwoordig, naast dat ‘Dijkzigt’-project, nauwelijks nog iets bekend. Ook over hem dus een biografische schets .
Barend Martinus den Hollander werd op 22 september 1901 geboren in Rotterdam. In juli 1924 slaagde hij voor de dagcursus Bouwkunde aan de MTS van de Academie van Beeldende Kunsten en Technische Wetenschappen. In juli 1925 behaalde hij ook het examen Nijverheidsonderwijs in Den Haag. In april 1927 trouwde hij met Cornelia Maria Jacoba van Doorn, ook uit Rotterdam. In dat jaar trad Den Hollander in dienst van de Gemeente. Hij assisteerde hoofdontwerper ir. Ad van der Steur bij diens projecten voor Museum Boymans en het GGD-gebouw op de hoek Vasteland/Schiedamsedijk. In 1953 was Den Hollander zelf verantwoordelijk voor het nieuwe GGD-gebouw aan de Mijnsherenlaan.
Den Hollander werd begin jaren vijftig belast met scholenbouw. Daarvan waren er in het zich explosief uitbreidende Rotterdam veel nodig. Er was tijd noch geld voor de schoolgebouwen-als-burchten uit de nieuwbouwwijken van de jaren dertig. Den Hollander ontwikkelde een typologie voor scholen op streng plattegrondgrid, met gestandaardiseerde bouwdelen (klassen / gangen / sanitaire ruimten / onderwijzerskamers), voorzien van centrale verwarming en eventueel uitbreidbaar met gymnastieklokalen. Aanvankelijk (1951) gedacht in houtbouw, later (1953) in baksteen, en nog weer later (vanaf 1959) uitgevoerd in systeembouw, konden zulke ‘Hollander’-scholen snel, goedkoop en in groten getale worden gebouwd . In april 1953 startte de bouw van negen van dergelijke scholen in Kleinpolder-Oost, die tachtig weken later klaar moesten zijn, waarna – verspreid over de hele stad – nog eens acht van die scholen gepland waren. Zo werd in november 1954 een 14-klassige school opgeleverd in Pendrecht. Uiteindelijk zijn circa 50 ‘Hollander’-scholen gebouwd.
Op dat moment had Den Hollander al het Dijkzigt-project aan z’n broek. De verdere uitwerking van Viergevers plannen-op-hoofdlijnen duurde tot 1961. Den Hollander toen: “Ik heb van meet af aan een positieve instelling gekozen, en ik kan tevreden zijn over de uitslag. De bouw van een ziekenhuis eist altijd een grote mate van teamgeest: de medici en de Economische Directie hebben hun praktische eisen en eigen inzichten die een grote soepelheid vergen van de bouwkundige en zijn opvattingen. Dijkzigt is het resultaat van de goede samenwerking die er bij voortduring bij beide partijen is geweest”. Let op de term ‘bouwkundige’, waarmee Den Hollander hier zichzelf aanduidt – niet: ‘architect’...
Nadien werkte Den Hollander nog aan een verdere uitbreiding van het Bergwegziekenhuis. Per 1 oktober 1966 ging hij met pensioen. Hij overleed op 17 januari 1989 in Rotterdam.
---------
Literatuur
Flexus AWC/ Architectuur Welstand Cultuurhistorie. Bouwhistorisch onderzoek ziekenhuis Dijkzigt Rotterdam. iov Directie Huisvesting. Rotterdam, Erasmus MC/Universitair Medisch Centrum Rotterdam, 2008