Wat in 2012 begon als geïmproviseerd project van twee Rotterdamse net-geen-kwajongens-meer kunstenaars die in Leipzig een van de honderden daar leegstaande fabrieksgebouwen kraakten om een zomer lang te werken, is uitgegroeid tot een jaarlijks terugkerend event van, voor en door acht inmiddels volop professionele kunstenaars uit Rotterdam, Berlijn en Oslo, plus twee jaarlijks wisselende gastkunstenaars en cineasten voor de video-verslaglegging . Een event dat ondertussen ook vast is ingebed in de agenda’s van niet alleen Leipzig maar ook van een aantal voormalige industriestadjes daaromheen. En in die van honderden bezoekers en vaste fans daarvandaan, en vanuit Rotterdam en omstreken: IPIHAN – ‘If Paradise Is Half As Nice’, titelregel van een wat cheesy hitje uit de late Sixties.
In 2019 was de negende IPIHAN. De opzet is nog steeds dezelfde: de kunstenaars vestigen zich samen in een leegstand, door anderen veronachtzaamd fabriekspand waarin ze voor een periode van vijf weken wonen en leven, inspiratie opdoen, werken en samen-werken – even los van de beslommeringen en het isolement van de individuele ateliersituatie thuis. Aan het eind van die vijf weken is er een presentatieweekend, waarin iedereen welkom is om de resultaten te zien – afgelopen zomer kwamen zo ruim 1250 bezoekers, in 2018 zelfs 3500! “Ich bin erstaunt darüber, was man hier so zu Stande gebracht hat...”, aldus een van hen.
Wat begon met Pim Palsgraaf en Daan Botlek wordt inmiddels ook gedragen door Willem Besselink, Ties Ten Bosch, Regina Kelaita, Jordy Walker, Michiel Jansen, Toine Klaassen en Sybille Neumeyer; gasten deze zomer waren kunstenaars Esther Kokmeijer en haar kat Gijs, Niek Wagemans – destijds een van de grondleggers van het Ampelhaus in Oranienbaum – en cineast Adam Wakeling.
Negen jaar oostelijk Duitsland
Typisch oostelijk Duitsland: sinds de Wende en de onttakeling van de voormalige DDR-industrie staan honderden veronachtzaamde industriepanden leeg, voor de plaatselijke bevolking vaak een pain-in-the-ass, pijnlijke herinneringen aan het ooit-trotse-industriële-verleden, en nu dagelijks getuigen van neergang en stilstand. Zorgelijk klimaat! In Zeitz is het niet anders.
IPIHAN was in 2017 al eens daar, toen in de ouwe Nudelfabrik. Nu streek IPIHAN neer in de al jaren leegstaande zeep- en shampoofabriek. Die ZITZA was ooit een complex van zo’n 70 gebouwen langs de hellingen van de hoogte waarop Zeitz staat; daar zijn er nu nog maar 24 van over. Nu kun je óf daarbij mijmeren over glansvolle verledens – “weet je nog...?”, dan wel dromen over winstrijke toekomsten – “wat zou hier niet kunnen áls...”. Voor de kunstenaars van IPIHAN zijn zulke gebouwen al in hun huidige staat Gefundenes Fressen, nu al meer dan paradijs. IPIHAN-ers vinden er alles wat ze nodig hebben: gigantische ruimten vol hoeken en allerlei materialen die kunnen inspireren en gratis gebruikt, en waar je kunt werken en wonen – áls je maar durft te improviseren en experimenteren, en reageren naar eigen stiel.
Zeker waar nauwelijks regels gelden en de laatste jaren tijdens IPIHAN-projecten ook geen gevaar meer dreigt: nieuwe gebouweigenaars werken mee, hebben in de smiezen dat híer nieuwe ideeën en mogelijkheden gedefinieerd worden, en dat die leegstaande ruïnes zó ook weer nieuw leven kunnen krijgen in ogen en harten van de honderden bezoekers. Een succesformule dus, ook deze zomer weer: IPIHAN #9 – zie het enthousiaste verslag door IPIHAN’s Pim Palsgraaf, als gast op de blog Jegens en Tevens.
IPIHAN: verder – wat en hoe?
Een succesformule dus. Volgend jaar vast weer een editie, nummer 10! Maar waar? Maar wat? Maar hoe? Onderwerp van levendige discussies tijdens IPIHAN van afgelopen zomer. De kunstenaars vinden het langzaamaan wel routine geworden, en ze kúnnen het nu ook wel, zo langzaamaan: zo’n pand ‘ontginnen’ en woon- en werkbaar maken – ze zijn profs! En iedere keer zo’n presentatieweekend...; dát voorbereiden alleen al kost zoveel aandacht, tijd en energie... Zou IPIHAN niet anders kunnen, en moeten – zonder dat essenties teloor gaan? En wat zijn die dan? Ik sprak een aantal van hen.
Iedereen omarmt de idee van samen-zijn, samen-werken en samen-spreken – in plaats van het isolement van je eigen atelier thuis. Weet je nog hoe we met ons vijven die Leipziger stadsplattegrond hielpen wegzagen uit die dikhouten fabrieksvloer – en het jaar daarop die planken, gepolitoerd-en-al, samen in dat gat terugmonteerden...? Kón dat wel? Hele discussies! Toen zaten we op elkaars lip, maar in die megagebouwen van de laatste jaren bouwt iedereen toch weer een eigen hoekje... Enkel bij koken en eten zijn we nog samen.
Ook is iedereen enthousiast over vijf weken weg van alles-van-Rotterdam cq Berlijn of Oslo, met alle gedachten en concentratie enkel híer. Maar zat je nou toch nog weer je btw te doen, en je pasgeboren kindje... En aan het eind staat weer tout Rotterdam&Berlijn&Oslo in alle enthousiasme op de stoep. Dat voel je tóch... Ergens wel fijn, een deadline, maar kun je het wel maken als dan je project niks ‘geworden’ is, je proces ‘mislukt’ lijkt: jij bent lekker bezig geweest, je hebt nog vorig weekend gedurfd je project in stukken te zagen, want jij nog niet tevreden. Bovendien: er komen ook de mensen van dáár, die hebben gehoord over Kunst in hun gebouw – wat moeten díe niet denken...? Vaak maken ze enorme stappen ten opzichte van hun verwachtingen: Heike uit Zeitz herkent onze vrijheid, en komt nu al drie jaar terug; Anton en Philipp schreven zelfs over ons! Het pakken van de mensen lijkt een van de mooiste dingen. En: leuk om juist hun reacties en feedback te horen – slaat wel aan wat ik doe? Maar gaat IPIHAN dáárom?
En voor je het weet hangt de Presseabteilung van het plaatselijke stadhuis aan de lijn, en de Mitteldeutsche Zeitung & Rundfunk – goedbedoeld allemaal, maar je gaat toch je verantwoorden voor wat je doet... Konden we maar gewoon dat hek achter ons op slot houden! Dat je een bent met ongekende situaties – klein als de kromme haak die je vindt of die immense bouwval aan je voet – en die uitdagingen stellen die je in Nederland – of Berlijn of Oslo – nauwelijks nog vindt. Hier maak je stappen, enorm: je was schilder, nu bouw je ruimtelijke installaties! Of: je schilderde nu eens even niet, maar bouwde manshoge kwasten; je hebt je verdiept in afgiettechnieken; of: je durfde nog geen trapje op, maar nu kwastte je je cyanometer ook onderaan de dakgoot; stel dat ‘ze’ waren komen kijken terwijl je bezig was met je angst; gelukkig wist iemand van IPIHAN hoe het moest.
Ook tijdelijkheid en vergankelijkheid zijn essentieel: IPIHAN duurt vijf hele weken, tegelijk maar vijf weken, daarna blijven de meeste projecten ter plekke achter, in weer en wind, omdat ze sitespecific zijn, ongeschikt voor transport. Maar wat je hier geleerd hebt, aangesneden: dat kan natuurlijk wél mee – voor onderweg, voor ergens anders, straks? Spontaan en improviserend weg uit de comfortzone van het verzorgde en geplande, dat makkelijk ook dwangbuis wordt? ‘Nu in deze bocht van de gravelroad’ versus ‘Volgend jaar de residency in Portugal’. Ze prijzen zich gelukkig, niet vast te hoeven zitten aan tevoren ingediende subsidie-plannen – hun crowdfunders garanderen vrijheid, en blijven ook zelf vrij. Of is intussen IPIHAN zelf comfortzone geworden?
IPIHAN #10 - “Hoe IPIHAN nu geworden is hadden we, toen we begonnen, nooit kunnen dromen”
Dat het anders kan, ook dat is IPIHAN, maar wat dan en hoe? Deze zomer klonken stemmen over road-trips, weg van Duitsland, richting Pyreneeën misschien, of aan de andere kant de Noorse Lofoten; en daar dan een berghut, met nulkommanada voorzieningen en contacten, klein en compact en geïsoleerd. Danwel vijf weken on the road met iedere dag een andere plek, steeds opnieuw improviseren en kijken bij wie je terecht komt. En dan weer die papierfabriek in Halle? Overal: proces belangrijker dan resultaat en presentatie.
Dat trouwe toeschouwers en vrienden niet persé een kant-en-klaar ons-kent-ons festival krijgen opgediend om vanuit het Rotterdamse naartoe te rijden aan het eind van de vakantie – dat lijkt wel zeker. Het is te hopen dat die zich niet in de steek gelaten voelen, niet afhaken als crowdfunder.
En hopen dat IPIHAN manieren vindt om hen op de hoogte te houden van die vijf-weken-als-proces, in plaats van enkel eindresultaat. Dat niemand van hier IPIHAN-ers intussen komt lastigvallen, en zij zich volledig kunnen concentreren op werken dáár, enkel met elkaar. Dat ook dan nieuwe mensen daar hen zien en bewonderen, feedback geven en inspireren. Dan groeit IPIHAN.
Wil je op de hoogte blijven? Schrijf je in voor de IPIHAN-nieuwsbrief via www.ipihan.com
Pim Palsgraaf. ‘Fading Memory’, 2019
De titel ‘Fading Memory’ van deze ruimtevullende installatie is voor meerdere uitleg vatbaar. Wie weet nog hoe Palsgraaf in 2012 IPIHAN startte met schilderijen van industriële ruïnes, in latere edities afvalhout ontdekte als bouwmateriaal voor eerst kleine reliëfs, later cascades van 3D-vormen, nog later perspectivische kijkdoosconstructies aan de wand en daarna vrij in de ruimte? Daartoe moet hij zijn materiaal – afval – goed kennen en serieus nemen. In de eerste weken dus verzamelen, sorteren op allerlei, en kleine schetsmodellen maken. Palsgraaf bouwde nu zorgvuldig een zaalgrote perspectivische constructie – en zette er na een weekend stappen de zaag in: dit was het nog niet! Met de brokstukken bouwde hij een nieuwe, zaalvullende installatie waarvan de perspectivische lijnen – in hout of getekend – proberen nauwkeurig de schaduwen van de draaiende zon vast te leggen. Verledens? Toekomsten?
Daan Botlek. ‘ohne Titel’, 2019
Daan Botlek kwam ooit vanuit de graffiti-scene terecht bij de studie Illustratie. Na afloop daarvan en op een dood punt uitgekomen, en met Pim Palsgraaf in Leipzig bij wat IPIHAN #1 zou gaan worden, ontdekte hij de wanden van lege industriehallen als alternatief voor tekenpapier. Inmiddels maakt hij wereldwijd gigantische muurschilderingen, vaak in opdracht. IPIHAN blijft zijn uitlaatklep, labo voor experimenten. Vorig jaar ontstonden levensgrote, soms manshoge meerpenseels-kwasten – handig voor werken op zulke grote vlakken. In het vuil van de Zeitzer ZITZA vond Daan oude shampooflessen die nog steeds geuren naar Alpifresh, Macho, Susan G. of Ephée. Oorspronkelijk wilde Daan Botlek – what’s in a name? – daarmee tag markers maken om je personality mee te onderstrepen. Uiteindelijk bouwde hij 3D-maskers, als antropologische schatten uit het naaste verleden. Bezoekers konden die wisselsmoelen uitproberen en selfies maken.
Willem Besselink. ‘Kolommenspirale’, 2019
Willem Besselink vond in de ruïnes een grote zaal, nog bijna intact, ingedeeld door twee rijen perfect-identieke kolommen onder een golvend plafond. Intrigerend. Die zaal werd werkruimte en project ineen. Na een schoonmaak en de bouw van een werkhoek was Besselink bezig met die kolommen, en met het motief van de spiraal. In eerste instantie spande hij een spiraal uit afgedankte TLbak-roosters – als een monster-DNA – dwars door die monumentale ruimte. Dat bleek te petieterig. Daarna bouwde hij alle 18 kolommen en kapitelen na – hun outlines – in gloednieuwe standaardlatten uit de Hornbach. Hij liet die modellen als het ware zweven op een denkbeeldige tornado, horizontaal van voor naar achter door de ruimte. Ineens werden vanzelfsprekende doorlopen onderbroken of geherdirigeerd. Daarbij ontstonden alternatieve perspectieven op die perfecte kolommenzaal.
Ties Ten Bosch. ‘Archive Afterlife’, 2019
Ties Ten Bosch vond sporen van allerlei mensen die ooit in deze gebouwen ploeterden, en wel heel concrete: honderden mapjes vol medische gegevens, op naam en toenaam, jarenlang gedetailleerd ingevuld en bijgehouden. Die slingerden daar gewoon rond – hoezo: privacywet’? Ties verzamelde ze en vroeg zich af wat ermee te doen. Leven die mensen nog? Of hun kinderen? En die artsen? Hij besloot een deel van die documenten om te vormen tot handgeschept papier – wekenlange meditatieve arbeid. Met die nieuwe bladen in stapeltjes verdeelde hij de ruimte – zo wilde hij die persoonlijke gegevens letterlijk witwassen en anonimiseren. De mappen waar hij niet aan toe kwam stapelde hij middenin de ruimte op in een archiefkastje dat hij ergens vond. Bonte graffiti op de wanden werkte hij om in de tinten zwart, wit en grijs. Verleden, vergankelijkheid en evenwaardigheid.
Regina Kelaita. ‘Carton Code’, 2019
Regina Kelaita vond in hopen troep honderden grijs-papieren kaarten, met steeds daarin gestanst tientallen rechthoekige gaatjes in regelmatige, onderliggende patronen. Het bleken ponskaarten, die in de tweede helft van de 20e eeuw gebruikt werden om gegevens op te slaan; in de jaren ‘80 werden ze – althans bij ons – vervangen door computers. Regina vond Hi-Tech van Toen: nu gekreukt en verfrommeld, gescheurd, en met vocht- en schimmelschade. Bijbehorende leesmachines waren er niet meer: wie weet wat op die kaarten staat over het bedrijf en zijn mensen. Regina streek die ponskaarten glad, fotografeerde ze een voor een, en monteerde ze tot monumentale stop motion video-projecties in dezelfde ruimte als waar ze de kaarten gevonden had. Stomme getuigen krijgen gezicht. Een fragment uit een jam met haar eigen band zorgde voor sfeer.
Jordy Walker. ‘ohne Titel’, 2019
Beeldend kunstenaar Jordy Walker werkt met geluiden. Soms geluiden die in de gebouwen aanwezig zijn als wind-waaien en water-druppen, regenplassen met badzout erin, en – in een Trockenkammer – gekraak van drogingsprocessen. Ook worden bezoekers verleid te luisteren naar geluiden die ze zelf veroorzaken middels werpspellen met rammelende ouwe shampooflessen vol steentjes en gruis, of door Jordy gebouwde elektronische geluidsdoosjes – op een lange tafel schuin door de ruimte. En wat klinkt eigen stem, of die van je babyzoon in die zalen fantastisch, tenminste: als je er oren naar hebt. Hier was een intuïtieve proces-kunstenaar aan het werk, voor wie nauwelijks iets vast staat en alles steeds anders is, wie het te doen is om veel meer dan enkel wat je kunt zien en bedenken, maar die op een speelse manier je ook laat genieten via andere zintuigen.
Michiel Jansen. ‘Sammlung, 2019
Michiel Jansen begon op een aantal plekken in de gebouwen diverse architectonische elementen (nissen, vensterbanken, trappen, deuropeningen, etcetera) in houten latjes na te bouwen – zoals-ie wel vaker doet. Hij noemt dat ‘luchtkamers’ – sitespecific werk in optima forma. Nu ging hij een stap verder: hij haalde die elementen weg uit hun oorspronkelijke context en bracht ze samen in een van de gigantische etages van het fabriekscomplex. Daar begon hij die luchtkamers door de ruimte te schuiven om te zien hoe ze op elkaar en op die heel andere ruimte zouden reageren, én hoe ze die nieuwe ruimte opnieuw kunnen indelen en architectonisch beïnvloeden. Is dat dan nog steeds ‘sitespecific’ werken? Michiel onderzocht hiermee ook zijn eigen werkprocessen: kan hij een en ander ook gebruiken thuis in Oslo, waar hij veel minder ruimte beschikbaar heeft?
Toine Klaassen ‘Antraxianium’, 2019
Toine Klaassen begon op dag 1 met het bouwen van een eco-toilet, ergens achteraf op de begane grond, met materialen uit het gebouw. Dat was vijf weken in gebruik. Ook heeft hij vijf weken lang in de voormalige kantine honderden sporen bijeengebracht, die in de gebouwen van de werknemers-van-ooit waren achtergebleven: kapotte en vervuilde kledingstukken en schoenen, gereedschappen en materialen, briefjes en documenten, you name it... Professor Anthrax vond ook jerrycans vol stinkende, gifkleurige vloeistoffen, waarmee je – zeiden de etiketten – zelfs antrax zou kunnen maken... Tijdens het open weekend liet Klaasen als Grossstadt-Shamane met behulp van alle gevonden voorwerpen urenlange rituelen ontstaan om alle werknemers-van-ooit te eren, en om de gebouwen te troosten in hun verlaten-zijn en weer tot leven te wekken. Bescheiden, poëtisch, reinigend, helend.
Esther Kokmeijer. ‘Cyanometer’, 2019
Gastkunstenaar Esther Kokmeijer is gefascineerd door blauw, van het water en ijs dat zij aantreft op Groenland en Antarctica. Ook in Zeitz vond ze blauw, van talloze voorwerpen van kunststof, als afval in de gebouwen. Ze verzamelde alles, maakte het schoon en rangschikte het in een lange strook: van zwart via tinten blauw naar wit. Imposant minimal floorpiece over de volle lengte van zo’n fabriekshal? Bezoekers ervoeren het ook anders: “Kijk, zo’n ding hadden wij vroeger thuis ook”. Weten zij van de experimenten waarmee Alexander von Humboldt eind 18e eeuw het hemel-blauw wilde meten? Diens ronde cyanometers re-creëerde Esther uit stripjes plastic. Tenslotte kwastte ze haar tinten blauw onder aan de dakgoot, hoog boven je hoofd, pal naast de hemel. Daarnaast maakte Esthers doodzieke kat Gijs, met katcam om, videobeelden van verborgen hoekjes op het terrein – intrigerend!
Niek Wagemans. “Halfway there” / “Reflections in Light", 2019
Bouwkundige-ontwerper Niek Wagemans, gast, zag een uitdaging in een vervallen trappenhuis, tussen twee gebouwdelen, waar veel mis was. De vloeren in die twee hebben ieder eigen hoogten: lastig voor de later ingezette lift; de liftschacht – gapend gat nu – is deels voorlangs vroegere ramen gebouwd; daartegenover zijn vensters geblokkeerd door een toiletblok: helemaal geen daglicht. Problemen? Inspiratiebronnen, aanknopingspunten! Voor daglicht zaagde Niek dat blok deels weg, messcherp, dwars door bladderende kozijnen en deuren: van binnen bleek dat hout nog fris massief. Die halve kozijnen en deuren hing hij vóór de lift, in stralend zonlicht – zo herdefinieerde hij die ruimte. In het gapend liftgat daartegenover bouwde hij bruggen, van het ene niveau naar het andere: daar klom je als bij een Nieuw Babylon-sculptuur van Constant kaal door de ruimte. Tegenover chaos van ingestorte ruïne plaatste Wagemans een stapel perfect geschaafd oud hout.