Kunst

Het wordt tijd voor een sterke fotocollectie Rotterdam

Ruim veertig jaar is Joop de Jong specialist in het maken van tentoonstellingen, boeken en films over fotografen en fotografie. Zijn invalshoek is (meestal) Rotterdam. Alle belangrijke fototentoonstellingen over de relatie tussen de stad Rotterdam en het medium fotografie zijn van zijn hand. Hugo Bongers interviewt Joop de Jong over fotografie in Rotterdam en vraagt hem wat er nog ontbreekt. En dat is niet weinig.
Door
Hugo Bongers

Kijkkist

Ik zie jouw naam als tentoonstellingsmaker voor het eerst opduiken zo rond 1975, als medewerker bij de Rotterdamse Kunststichting. Hoe kwam je daar terecht, wat ging je er doen?

Ik maakte in de jaren zeventig films en fotografeerde als lid van het kollektief Mediafront in Rotterdam. We volgden de ontwikkelingen in de Rotterdamse buurten en ons werk ging vooral over de stadsvernieuwing die toen net op gang kwam, om het ‘bouwen voor de buurt’ in oude wijken als Feijenoord, Crooswijk en het Oude Westen. We volgden het wijkactivisme op de voet en trokken met een 16 mm filmcamera de wijk in.  Ik had geen formele vooropleiding voor fotografie of film, ik leerde alles in de praktijk. Zo kende ik Jacques van Heijningen die toen de filmwerkplaats van de Rotterdame Kunststichting in Lantaren/Venster aan de Gouvernestraat runde en waar we onze films monteerden. Toen besloot de Kunststichting om kunst naar de wijken te brengen en ontwikkelde daarvoor de Kijkkist. Dat project trok veel belangstelling in de kunstsector in binnen- en buitenland. Voor die tentoonstellingen in de wijken werd Hein Reedijk, die uit het Eindhovense Van Abbemuseum kwam, als curator aangetrokken en naast hem zochten ze naar iemand die kon filmen en fotograferen èn de Rotterdamse wijken goed kende. Dat werd ik dus. De Kijkkist, die jaren lang met reizende tentoonstellingen door de Rotterdamse wijken trok, was een enorm groot ding, die kon eens per maand alleen ’s avonds en onder politiebegeleiding naar een andere wijk worden getransporteerd. Het werd dé plek voor fotografietentoonstellingen in Rotterdam, want fotografie was laagdrempelig en geschikt voor die grote container. We maakten bijvoorbeeld de tentoonstelling Foto Morgana; de schijnwerkelijkheid van fotografie in pers en publiciteit in 1977. Een andere tentoonstelling die goed liep was Wonen in de volkswoningbouw 1920 – 1940 over wijken als Vreewijk, Kiefhoek, Witte Dorp en Justus van Effencomplex. Die tentoonstelling begon in de tentoonstellingsruimte van de Kunststichting in de Doelen en ging daarna in de Kijkkist de Rotterdamse wijken door. Het was ook de tijd waarin werd overgeschakeld van 16 mm film op video, een medium dat toen vrij snel handzamer werd, makkelijk te vervoeren. Videobanden kon je eenvoudig op iedere plek met een recorder en een beeldscherm afspelen. De Kunststichting begon met een Videowerkplaats die veel materiaal produceerde ter begeleiding van tentoonstellingen. We waren erg flexibel, we maakten ook tentoonstellingen buiten de Kijkkist, bijvoorbeeld Crooswijk daar woon ik in een leeg winkelpand aan de Crooswijksweg waar we een complete huiskamer uit die tijd inrichtten. En we brachten al vroeg het werk van de Rotterdamse fotografe Marrie Bot die in Popzien de Rotterdamse jongerencultuur uit die tijd fotografeerde, mooie tijdsbeelden waren dat.

Was de Kijkkist eind jaren zeventig de enige plek in Rotterdams waar aandacht was voor het medium fotografie? 

Binnen de Rotterdamse Kunststichting was ook Gosse Oosterhof in Galerie ’t Venster op de Oude Binnenweg al vroeg met fotografie bezig, maar dan vanuit de kunsthoek. Hij bracht bijvoorbeeld tentoonstellingen van Les Krims, Hans-Peter Feldmann, Karl Blossfeldt, Less Levine, belangrijke internationale kunstenaarsfotografen en ook van een Rotterdammer als Charley van Rest. Buiten de Kunststichting gebeurde er niets met fotografie; Boijmans Van Beuningen had het medium nog niet ontdekt, dat kwam pas later toen conceptuele kunstenaars fotografie gingen gebruiken. Fotogaleries had je in die tijd nog niet in Rotterdam.

Ik herinner me toch ook grote fototentoonstellingen in het Lijnbaancentrum, de grote tentoonstellingsruimte van de Kunststichting die boven de winkels van de Lijnbaan zweefde.

Zo rond 1980 verhuisde de leiding van het Lijnbaancentrum en de Kijkkist, Felix Valk en Hein Reedijk, naar de directie van het Wereldmuseum, om de huidige naam van dat museum nu maar te gebruiken. Alle beeldende-kunstactiviteiten van de Kunststichting werden toen bij elkaar geveegd en in die pool van medewerkers was ik langzamerhand de fotospecialist geworden. Zo mocht ik ook in het Lijnbaancentrum fototentoonstellingen maken. In die tijd was dat gebruikelijk, iedereen deed alles, ook Felix Valk hielp bijvoorbeeld bij het inrichten van de tentoonstellingen gewoon mee met het schilderen. Anders dan in ’t Venster dat nooit zoveel publiek trok waren fototentoonstellingen in het Lijnbaancentrum een groot publieksucces, zoals de tentoonstellingen Staged Photo Events over geënsceneerde fotografie en Stilleven in de fotografie. In het Lijnbaancentrum kon je heel breed programmeren, het was eigenlijk de voorloper van de Kunsthal. 

Perspektief

In 1980 richtte in Rotterdam twaalf jonge fotografen die vernieuwende fotografie wilden maken een vereniging op, Perspektief. Ze vonden als collectief een expositieplek aan de Stationssingel in het souterrain van een particuliere woning. Ze gaven ook een blad uit en galerie en blad heetten ook  Perspektief. Er ontstond een band tussen die groep en de Kunststichting en de leider van die groep, Bas Vroege, leerde ik kennen door de tentoonstelling Staged Photo Events. In die jaren groeide mijn band met hem en de andere groepsleden. In 1984 verhuisde Perspektief naar een pand aan de Eendrachtsweg vlakbij Boijmans en werd vanaf dat moment ook echt zichtbaar in de stad. Ik werkte op dat moment al voornamelijk als freelancer en toen in datzelfde jaar het Lijnbaancentrum dicht moest wegens gemeentelijke bezuinigingen ging ik voor Perspektief werken als tentoonstellings- en workshop coördinator. Omdat ook het Videocentrum sneuvelde bij die bezuinigingen ben ik zelf weer films gaan maken. Ik kreeg een mooie opdracht mee van de Kunststichting om kunstenaarsportretten te maken en zo ben ik, samen met Aad Staal, films op video gaan maken. Ook voor Perspektief maakte ik videofilms. Mijn samenwerking met Bas Vroege en anderen binnen Perspektief werd steeds intensiever. Het blad werd tweetalig en werd ook in het buitenland gedistribueerd. Perspektief kreeg een internationale uitstraling en ging meer en meer reizende tentoonstellingen maken door heel Europa. Ik was daarvan steeds vaker producent en curator, ik kan nu  eenmaal goed organiseren en had bij de Kunststichting al veel kennis opgedaan over de samenstelling en organisatie van reizende fotografietentoonstellingen

Als ik nu blader door de catalogi van de drie internationale fotobiënnales die vanaf 1988 in Rotterdam plaatsvonden en die feitelijk door Perspektief werden georganiseerd, de Internationale Fotografie Biënnale Rotterdam, dan valt mij op dat alle bekende fotografen van wereldfaam er toen aan meededen.

Perspektief en met name Bas Vroege had heel goede internationale contacten. Aan de drie fotobiënnales deed de hele wereldtop mee. Van die drie heb ik de eerste twee mee georganiseerd. De eerste vond plaats als onderdeel van de grote culturele manifestatie Rotterdam ’88, de stad als podium waarvan Reyn van der Lugt de curator was. Overigens trokken ook de openingen van de tentoonstellingen in de galerie van Perspektief aan de Eendrachtsweg veel fotografen uit heel Nederland. Er ontstond begin jaren tachtig een nieuw fotoklimaat in Nederland, er kwam ruimte voor vernieuwing en veel fotografen trokken daarvoor naar Rotterdam. Je ziet daarnaast in die tijd veel Rotterdamse kunstenaars die fotografie zijn gaan gebruiken. Natuurlijk, er waren hier ook fotografen die meer in de documentaire traditie stonden, denk aan Anja de Jong, Jannes Linders en Peter Martens; er was feitelijk in de stad een heel breed palet aan fotografie beschikbaar. In het Lijnbaancentrum en in Perspektief konden we aandacht besteden aan die vernieuwde manier van kijken. Er ontstond begon jaren tachtig een typisch Rotterdamse fotografieklimaat. In 1981 maakten we die in het Lijnbaancentrum, Perspektief en de andere tentoonstellingszalen van de Kunststichting voor het eerst zichtbaar met een groot overzicht, Fotograferen in Rotterdam. Vanaf die tijd is fotografie in Rotterdam echt tot bloei gekomen en werd ook als discipline serieus genomen.

Naast Perspektief werd in dat zelfde jaar 1980 ook het vormgeverscollectief en tijdschrift Hard Werken opgericht. Ook in dat blad zag je veel aandacht voor vernieuwing in de fotografie en voor een nieuwe generatie Rotterdamse fotografen. Het waren spannende tijden voor fotografie en vormgeving in Rotterdam.

Ook over Hard Werken maakten we al snel een tentoonstelling in de Kijkkist, dat blad was een opvallende verschijning in die tijd, stond voor een heel nieuwe manier om met grafische vormgeving om te gaan.

Foto-instituten

Hoe ging het verder met Perspectief? 

Door dat opvallende fotoklimaat plaatste Rotterdam zich meer en meer in de aandacht, ook van beleidsmakers. De landelijke en internationale tendens was dat fotografie als kunstdiscipline en als technisch medium meer en meer serieus werd genomen. Er ontstonden instituties rondom het medium. Men begreep steeds beter dat goed beheer en behoud van fotocollecties nodig was. Er kwam een fotoarchief onder leiding van Flip Bool en een fotorestauratie-atelier. Er kwam ook een Nederlands Foto-instituut dat zich zou moeten ontwikkelen tot een museum. Alle drie de instellingen werden in Rotterdam geplaatst, op een gegeven moment ook samen in een pand aan de Witte de Withstraat, nu huisvesting voor WORM en de Fotovakschool. Bas Vroege besloot om Perspektief op te heffen om dat museum te bespoedigen. Tot ieders verrassing werd niet Bas maar de oud-directeur van de Amsterdamse Canon Photo Gallery de eerste directeur van dat instituut. Jaren later fuseerden overigens het instituut, het archief en het restauratieatelier alsnog tot het Nederlands Fotomuseum dat na de Witte de Withstraat op de Wilhelminapier terecht kwam. 

Met Flip Bool ging ik nauw samenwerken, we maakten tentoonstellingen, boeken, films over de geschiedenis van de fotografie. We maakten reizende tentoonstellingen die via ministeries de wereld over gingen. Dat is eigenlijk wat ik nog steeds doe: tentoonstellingen maken, boeken, films. Ook voor het Centrum Beeldende Kunst ging ik fototentoonstellingen maken, onder andere Boks over de boxfoto’s van Kees Molkenboer voor het pand aan de Nieuwe Binnenweg. Daar kwam later ook het Historisch Museum in het Schielandshuis bij, nu  Museum Rotterdam aan het Rodezand. In het Schielandshuis maakte ik onder andere de tentoonstellingen Uitgaan in Rotterdam en Zwarte Confetti met foto's en amateurfilms uit het Rotterdam in de bezettingstijd. Dat is toch de kern van mijn werk de laatste decennia: Tentoonstellingen, boeken en films maken over de relatie tussen fotografie en de stadsgeschiedenis.

Ziet Zuid

Ik herinner me van jouw hand ook de tentoonstelling Ziet Zuid in ’t Gemaal in de Afrikaanderwijk. Ik heb het nog nooit zo druk gezien in ’t Gemaal als tijdens die tentoonstelling

Het is opvallend dat er vanuit het oogpunt van fotografie nooit interesse is geweest voor Rotterdam Zuid. Ik vond dat nodig en ben gaan zoeken naar foto’s over de wijken in Zuid. Daarin ben ik flink wat tijd gaan investeren, alle openbare collecties gaan bezoeken en bekijken. Toen de tentoonstelling een succes bleek ben ik verder gaan kijken, toen ben ik ook de verzamelingen van mensen thuis gaan bekijken. De tentoonstelling  in ’t Gemaal heeft twee publicaties opgeleverd, Ziet Zuid over 140 jaar Rotterdam Zuid in fotografie en film en Zuid van binnenuit met een keuze uit familie-albums. Ik vond voor dat laatste boek bijvoorbeeld foto’s van een kersdiner thuis maar ook  van een familievakantie op de fiets naar Brabant. De geschiedenis van Zuid uit het oogpunt van fotografie was al die tijd overgeslagen, het was een vergeten hoofdstuk in de stadsgeschiedenis en ik ben blij dat ik er aan heb kunnen werken.

Inmiddels ben je ook uitgever van boeken en dvd’s, onder de naam Uitgeverij Diafragma. Waarom begon je daarmee?

Toen bleek dat ik voor het fotoboek Ziet Zuid geen uitgever kon vinden. Toen dacht ik, dan ga ik het maar zelf uitgeven. Het boek was tenslotte klaar en het was een logische stap om het dan maar zelf te gaan uitgeven. Heel recent is mijn jongste publicatie gepresenteerd, over en uit de collectie van de Rotterdamse fotograaf Henri Berssenbrugge. Berssenbrugge had een fotostudio in de stad maar was te onrustig om alleen maar binnen te werken. Hij ging de straat op, hij liet zich inspireren door de stad. Ik vind hem een voor zijn tijd vernieuwd fotograaf waarvan het werk nog steeds boeit. Hij keek als schilder naar de stad en zijn foto’s zijn door vlakverdeling, contrasten, tegenlicht en avondopnamen eigenlijk voorstudies voor schilderijen. Door hem is de stadsfotografie vernieuwd. 

Onderzoek

Je grootste succes was waarschijnlijk wel de tentoonstelling Rotterdam in the Picture, vorig jaar in het Nederlands Fotomuseum. Met bijna 45.000 bezoekers een toptentoonstelling in de geschiedenis van het Nederlands Fotomuseum.

Het was een mooie opdracht van het museum. Ik mocht een tentoonstelling maken over de stad Rotterdam, niet vanuit de geschiedenis gezien maar vanuit de ontwikkeling van de fotografie. Samen met Frits Gierstberg van het museum heb ik veel bijzonder materiaal kunnen tonen over 180 jaar geschiedenis. Toch moet ik erbij zeggen dat er veel te weinig onderzoek is gedaan naar de geschiedenis van de fotografie in Rotterdam. Ook deze tentoonstelling heeft er helaas niet toe geleid dat er meer onderzoek naar Rotterdamse fotografie wordt verricht. Dat mis ik echt in deze stad. 

Hoe komt dat dan?

Dat heeft denk ik alles te maken met het functioneren van belangenclubs van fotografen in het verleden. Decennia lang waren fotografen verenigd in de GKf, de Gebonden Kunstenfederatie, een club fotografen die erg op Amsterdam was gericht en die zich vooral bezig hield met het opdrachtenbeleid. Rotterdamse fotografen kenden elkaar minder goed, waren niet of slecht georganiseerd en konden geen vuist maken. De fotografen in Rotterdam zagen geen collega’s maar alleen concurrenten. In historisch onderzoek was al helemaal niemand geïnteresseerd want dat leverde anders dan opdrachten geen geld op. Instellingen die onderzoek zouden kunnen doen had Rotterdam na de oorlog niet, totdat de voorlopers van het Fotomuseum zich hier in de stad vestigden en die moesten ook nog heel Nederland bedienen.

En het Stadsarchief dan?

Het Stadsarchief van Rotterdam heeft een goede collectie fotografie, maar werkt op basis van een topografisch geordende collectie: Het beeldmateriaal is geordend op basis van de plattegrond van de stad, is vertaald naar straten en pleinen, buurten en wijken. Daarmee bleef en blijft de kwalitatieve fotografie die ook in de stad werd en wordt gemakt buiten het gezichtsveld van het Stadsarchief. Archivarissen denken vanuit de geschiedenis van de stad, niet vanuit die van de fotografie. Dat is anders in Amsterdam, daar heeft het stadsarchief wel altijd verzameld op basis van collecties van fotografen. Daar is ook onderzoekscapaciteit in de organisatie aanwezig, daar hebben ze een zelfstandige tentoonstellingsfunctie in het gebouw van De Bazel. Het Stadsarchief in Rotterdam gaat goed om met fotografie, vind ik, maar ze hebben geen tentoonstellingsruimte en geen menskracht voor fotografisch onderzoek, dat moeten anderen doen. En dat gebeurt veel te weinig.

Over de geschiedenis van de film in Rotterdam en over de jazzgeschiedenis van de stad zijn de laatste tijd goede studies verschenen, Cinematic Rotterdam van Floris Paalman in 2011 en Jazz in Rotterdam van Hans Zirkzee in 2015. Zoiets zou jij  ook voor de fotografie willen?

Jazeker, want er zijn nog veel fotografen en collecties niet onderzocht en toegankelijk gemaakt. Toen ik voor een tentoonstelling onderzoek deed kwam ik heel toevallig het werk tegen van de Hongaarse fotograaf en cameraman Andor Von Barsy die eind jaren twintig tot en met 1942 in Rotterdam werkte. Samen met Frits Gierstberg heb ik toen over hem een boek en een film gemaakt en zijn films toegankelijk gemaakt en op dvd vastgelegd. Het was toeval dat ik Von Barsy tegenkwam, een gelukkig toeval want nu kennen we zijn werk en kan iedereen het zien. Von Barsy’s havenfoto’s behoren tot de hoogtepunten van de internationale fotografie in het Interbellum. Zo zijn er nog veel geschiedenissen van Rotterdamse fotografen te beschrijven. Dat moet veel systematischer, het mag niet van dit soort toeval afhankelijk zijn.

Zijn er nog meer zaken die volgens jou ontbreken in het huidige fotografieklimaat in de stad? Over het algemeen hoor je dat het goed gaat met fotografie in Rotterdam. Musea, CBK en de vele goede galeries die we tegenwoordig in de stad hebben besteden veel meer aandacht aan fotografie. En er lopen hier veel goede fotografen rond, toch?

Jawel, maar waar zijn de plekken waar we dat allemaal kunnen zien? De galeries hebben inderdaad meer aandacht voor fotografie maar kiezen per definitie vanuit een sterk artistieke visie. Het Stadsarchief kan buiten het verzamelen maar heel weinig doen door gebreken aan menskracht en geld en ruimte. Het Nederlands Fotomuseum besteedt aandacht aan de nationale en internationale fotografie. Museum Rotterdam zit nu met heel weinig middelen in een hoekje van het Timmerhuis.

De Kunsthal toont gelukkig wel permanent fotografie in de fotogalerij boven.

Maar ook de Kunsthal moet het met weinig middelen doen en moet kiezen uit het grote aanbod van rondreizende tentoonstellingen, waardoor Rotterdamse fotografen daar niet vaak aan bod komen. Ik zou een permanente tentoonstellingsgelegenheid voor Rotterdamse fotografie willen. Met de sluiting van ’t Gemaal zit Rotterdam Zuid nu weer helemaal zonder een plek voor fotografie, jammer en een terugval voor Zuid. 

Collecties verdwijnen

Ten slotte, wat ik naast het ontbreken van onderzoek en van een permanente tentoonstellingsplek als knelpunt ervaar is het grote risico dat archieven van fotografen verdwijnen. Het Nederlands Fotomuseum is een nationaal instituut en moet streng selecteren. Er is geen enkele andere plek in Rotterdam waar de negatievencollecties van Rotterdamse fotografen kunnen  worden ondergebracht. Hele mooie collecties verdwijnen zomaar, veel bijzondere foto’s met Rotterdam als onderwerp worden nu weggegooid. Zo maak ik me op dit moment grote zorg over de collectie van een van de oprichters van Perspektief, Eric van der Schalie. Die heeft zo’n veertig jaar hier gewerkt, een goede fotograaf waarvan de collectie nu dreigt te verdwijnen. Jarenlang fietste Van der Schalie door de stad en maakte schijnbaar achteloos en vanuit de losse hand honderden kleine studies in kleur van toevallige aanpassingen op straat of in publieke gebouwen. Hij zag vormen in de stad die anderen niet zagen en daarvan maakte hij foto’s als notities in een schetsboek, van de stad zoals hij die beleefde. Het is prachtig materiaal over Rotterdam. Ik stel niet voor dat we complete collecties van Rotterdamse fotografen moeten gaan bewaren, dat kan niet, maar wel om van alle relevante collecties een deel te bewaren. Je moet heel goed selecteren, maar het is doodzonde om complete fotografische archieven te laten vernietigen, die komen nooit meer terug. Ergens in Rotterdam moet er een plek zijn waar de rijke fotografische humuslaag van de stad terug te vinden is. Ik bepleit een netwerkcollectie over fotografie in brede zin, verzameld door  Museum Rotterdam en het Stadsarchief Rotterdam, vanuit een perspectief op fotografie in relatie tot stadsgeschiedenis en erfgoed. - HB

Misschien vind je dit ook leuk