De Wederopbouw

Herman D. Bakker, architect van de Wederafbraak

Herman D. Bakker was een echte Wederopbouw-architect. Hij had het tij mee en ontwierp in Rotterdam (en daarbuiten) vele kantoren en winkelcentra. Zijn inspanning voor de stad dreigt vergeten te worden. Het archief van zijn bureau is vernietigd. Recentelijk werd zijn kantoorgebouw aan de Boompjes afgebroken. Momenteel wordt zijn kantoorgebouw aan de Van Vollenhovenstraat verbouwd tot lofts, en wordt ook zijn Nedlloyd Huis tussen Houtlaan en Gedempte Zalmhaven afgebroken.
Door
Guus Vreeburg

‍NN. ‘Vasteland vanaf kruispunt met Westersingel in oostelijke richting, midden jaren zeventig (collectie Ernest Bakker, Burdaard). Duidelijk te zien zijn de drie projecten van Herman Bakker rond de Zalmhaven: langs het Vasteland diens driedelige kantoorgebouw (1966/1968/1973), met uiterst links de Maastorenflat (1956) en uiterst rechts, aan het water van de Zalmhaven, het Nedlloyd Huis (1977)

“Wat een prachtig appartement!” riep mijn eerste bezoeker toen ik in januari 1997 was komen wonen in het net opgeleverde gebouw van DKV architecten op de Gedempte Zalmhaven, “maar wat is dat voor een lelijk gebouw hier pal tegenover...?”. Veel bezoekers sindsdien zeiden hetzelfde. 

En ik steeds maar weer uitleggen dat die witte kolos misschien niet optimaal voldeed aan de architectonische voorkeuren van het moment, maar dat hij tenminste wél een uitgesproken karakter heeft, en dat het gebouw als enige nog herinnert aan de periode dat de Zalmhaven nog niet gedempt was. “Kijk maar: zie je de inkepingen in het betonnen muurtje onderaan de stelten waar het gebouw op staat? Aan de metalen bolders daarin konden, toen hier nog water kabbelde, binnenschepen afmeren”. Echte havenarchitectuur! 

Ik had op het internet al een zwart/wittige foto gevonden waarop je dat kunt zien. Daardoor wist ik dat het gebouw het Nedlloyd Huis was - hoofdkantoor van Neêrlands shipping international - totdat dat bedrijf al in 1988 weer verhuisde naar de Willemswerf van Wim Quist aan de Boompjes. Pas later ontdekte ik dat dat Nedlloyd Huis op naam staat van Herman Bakker en in gebruik genomen is in 1977, ruim twintig jaar na oplevering van diens bejubelde Maastorenflat uit 1956 – die kon ik toen zien staan vanuit m’n zijraam (de zwarte Hoge Heren moesten nog gebouwd worden). Pas tijdens het schrijven van mijn vorige Puntkomma-artikel over Bakker vond ik dat ook het driedelige kantorenpand aan het Vasteland (1966/1968/1973) van diens hand is. Drie projecten dus van Bakker rond de Zalmhaven. Ik zit er letterlijk middenin. 

Aanleiding genoeg dus voor een tweede artikel over Bakker. Temeer omdat niet alleen diens prachtige kantoorgebouw aan de Boompjes, waarover ik schreef in de vorige Puntkomma, inmiddels is afgebroken. As we speak wordt ook het Nedlloyd Huis gesloopt, nauwelijks 40 jaar oud. Het maakt plaats voor de groot- en hoogschalige nieuwbouw van de vrije markt. 

Herman Bakker is dus niet enkel een ‘architect van de Wederopbouw’, maar vooral ook ‘architect van de Wederafbraak’. Daarmee is hij exemplarisch voor wat in onze stad in de komende jaren op grotere schaal speelt: wederopbouwarchitectuur met daarboven een dreigend noodweer van wederafbraak.

De Zalmhaven

Ik zag de Zalmhaven voor het eerst eind jaren tachtig – ik was net in de stad komen wonen. Ze lag wat achteraf, nauwelijks onderdeel van de wereldhaven Rotterdam. Ik stond bij een frietkot – of was het bij ‘Fruithuis Zalmhaven’? – aan de westoever. Aan mijn rechterhand een groot, leeg kantoorgebouw, met daarachter – merkwaardig vooruitspringend – nóg een kantoorpand, met daarnaast een plukje wilgen, spiegelend in stil water... Een Doornroosje-sfeer – waar was de prins? En: hoe was dat zo gekomen?

De Zalmhaven ontstond stukje-bij-beetje aan het eind van de 17e eeuw. Zij staat voor het eerst ingetekend op een stadsplattegrond uit 1694. Dan is ze vanuit de Maas toegankelijk via het zuidwestelijke uiteinde van de stadsgracht, ter hoogte van het huidige Willemsplein. Op een kaartje uit 1702 is ze oostwaarts uitgebreid, en bereikbaar vanuit de Leuvehaven. 

De ‘Salm Have’ ligt zuidelijk van het Vasteland, en dus – net als de havens in het Wijnhavengebied uit het begin van de 17e eeuw – buitendijks: het tracé Oostzeedijk/Hoogstraat/Schiedamsedijk/Vasteland/Westzeedijk. Een belangrijk gegeven, tot op de dag van vandaag. Net zo goed als dat ze van meet af aan buiten de stadsdriehoek ligt, ietwat ‘buitenaf’. 

Ondanks dat ze Salm Have heet wordt ze al snel gebruikt voor scheepsbouw – de Scheepstimmermanslaan herinnert daaraan. Halverwege de 19e eeuw staat er ook een gasfabriek. Rond 1900 hebben de scheepswerven op de zuidoever plaatsgemaakt voor de loodsen van houthandel K.J. Bos & Zonen – daaraan herinnert de Houtlaan. Op de noordoever zijn nog lange tijd kleine scheepshellingen. 

Karakteristiek element vanaf het begin is het vooruitspringende gedeelte aan de zuidoever van de Zalmhaven. Rond 1900 staat daar – ongeveer waar vandaag het kantoorgebouw Gedempte Zalmhaven 4 staat – de distilleerderij-likeurstokerij van de firma Blankenheym&Nolet: een massief bakstenen gebouw van meerdere verdiepingen hoog. De brandgrens van mei 1940 scheerde pal over het oostelijk uiteinde van de Zalmhaven: Blankenheym&Nolet wordt getroffen, maar daarna weer opgebouwd. 

De bebouwing tussen noordoever van de Zalmhaven en het Vasteland blijft in mei 1940 gespaard. Die valt pas ten prooi aan het Basisplan 1946 van Cornelis van Traa. Dit plan voorziet dat het Vasteland – anders dan voorheen – via een nieuwe brug over de Leuvehaven direct gaat aansluiten op de Boompjes; die worden opgehoogd als hoofdwaterkering. Het Vasteland krijgt daartoe in oostelijke richting halverwege een knik. Voor dat nieuwe tracé moet de bestaande bebouwing wijken. In plaats daarvan staan in het Basisplan alvast twee strookvormige nieuwbouwcomplexen ingetekend. Die worden gerealiseerd in de jaren zestig: het oostelijke door architect P.K.A. Pennings uit Amsterdam voor de NV Nieuwe Rotterdamsche Instrumentenfabriek ‘Observator’ (1959-1962). Daarna, in drie fases tussen 1966 en 1973, het  westelijke – op de hoek Vasteland/Scheepstimmermanslaan – door Herman Bakker. Ik zie het staan vanuit m’n slaapkamerraam.

Zalmhaven – dempen?

De scheepsbouw was intussen al lang verdwenen. Waar diende de haven nog voor – kon zij niet beter gedempt? Al in de jaren vijftig en zestig kwam dat ter sprake: kon hier niet een parkeergarage komen voor de kantoren in het Scheepvaartkwartier, of een “ontspannings- of vermaakcentrum”? Anderen betoogden “dat de Zalmhaven bij boos weer nog steeds een vluchthaven is voor de Spidoboten (rondvaartboten door de haven) en binnenschepen”. Halverwege de jaren zeventig werkte Herman Bakker nog een blauwe maandag aan een project voor “drijf in woningen” in het kader van een jachthaven hier. 

Die plannen sneuvelden definitief tijdens de planfase van de Erasmusbrug. De oprit daarvan blokkeerde de toegang tot de Zalmhaven – om die bereikbaar te houden zou in die oprit een extra ophaalbrug nodig zijn. Daarbij: de kademuren bleken versleten. Bovendien zocht de gemeente naar plekken dichtbij het stadscentrum voor grootschalige woningbouw in het betere segment: dát zou tenminste geld opleveren... Exit water, exit Zalmhaven – zij werd begin jaren 90 gedempt. In 1994 liep ik er weer, maar nu óp de Zalmhaven, over zandhopen: ik wees vrienden waar ik straks zou komen wonen. Toen het nieuwe woongebouw van DKV bijna klaar was werden wij als nieuwe bewoners uitgenodigd voor een voorlichtingsbijeenkomst van de gemeente. Men stelde voor het gebied ‘Nieuwe Land’ te noemen. Gelukkig hebben we toen, in plaats van die heel generieke naam, een andere doorgedrukt: als hier een ‘Zalmhaven’ gedempt was – waarom dan niet ‘Gedempte Zalmhaven’? Anders zou die Zalmhaven helemaal uit zicht zijn geraakt...

Naast het DKV-gebouw – het heet officieel Gedempte Zalmhaven – kwamen al snel de Hoge Heren van Wiel Arets (2000) en de Hoge Erasmus van Klunder Architecten (2001). Beide zijn nauwelijks 100 meter hoog, om niet de straalzender Waalhaven te blokkeren. Toen die gedigitaliseerd werd was the sky the limit. In 2004-2005 maakte KCAP een stedenbouwkundige studie van het gebied. Daarop staat voor het eerst een veel hogere toren, naast een lager complex dat min of meer aansloot op de hoogte van de oudere bebouwing.  

Dat leidde even later tot het Zalmhaven Urban-project. Het kantoorgebouw hoek Zalmhaven/Willemsplein van Harry Nefkens – tot 2004 hoofdkantoor van havenslepers Smit-Internationale – zou gesloopt worden en vervangen door een veel hoger, over het Willemsplein uitkragend kantoorgebouw door KCAP. Daarnaast een torenhoog kantoorgebouw (185 meter) van architect Diederik Dam & Partners. Het voormalige Nedlloyd Huis, waarin sinds 1988 tijdelijke gebruikers hadden gezeten, zou plaats gaan maken voor een hoog wooncomplex van Kees Kaan Architecten. Dat daalde weliswaar in treden af naar de bestaande bebouwing aan de Scheepstimmermanslaan, maar bleef nog ver daarboven uittorenen. Toen kwam de crisis van 2008. Zouden schietgebedjes dan tóch helpen? 

Die crisis was nog niet voorbij, of de investeerders sloegen keihard terug. Het voormalige Smit Internationale maakt geen deel meer uit van de plannen: dat is inmiddels door Dam & Partners herontwikkeld (2011-2013). Dam’s toren daarentegen wordt nóg hoger – 215 meter! – en Kaan’s trappencomplex blijkt vervangen door een doosvormig volume met daarop twee torentjes van ieder 70 meter. Dát alles wordt nu uitgevoerd – alle bezwaren van omwonenden ten spijt.

Gedempte Zalmhaven: heden en toekomst

Aanzichten en stedenbouwkundige plattegronden van het nieuwe project zijn het best bewaarde geheim van Rotterdam. De precieze situering van de diverse bouwonderdelen ten opzichte van de bestaande bebouwing blijft in nevelen gehuld.

Het enige dat op de website van Dam’s toren – die heet De Zalmhaven – duidelijk wordt, is dat die met zijn inmiddels 2-honderd-zoveel meter “fier de hoogste” wordt; niet van de wereld overigens, maar “van de Benelux”. Het mócht wat... Als het nou nog de groenste zou worden, of constructief het meest vernieuwend, of desnoods architectonisch het meest spraakmakend. “De hoogste”: echt een spelletje van stoute-jongetjes-op-het-plein-van-de-Vrije-Markt! 

Er is lang tegen gevochten, tot aan de Hoge Raad toe, tegen deze knuppel die ongetwijfeld veel autoverkeer gaat aantrekken in deze toch al zo moeizaam toegankelijke wijk, en die ongetwijfeld ook veel meer zon gaat wegnemen en schaduwen werpen dan aangegeven op de studies van de projectontwikkelaar. Enfin, “je woont nu eenmaal in de grote stad, en daar gebeuren zulke dingen...”, heette het bij ons thuis als commentaar op alle verzet tegen deze paal. 

Er zullen straks, als in 2022 alles klaar is, wellicht busladingen naar die dick van Diederik komen gapen – of gaan die dan nog naar de Markthal en de nieuwe pispot naast Boijmans? 

Maastorenflat (1953-1956) 

Sinds de jaren negentig staat Bakker’s Maastorenflat nogal in de verdrukking, ingeklemd tussen de oprit van de Erasmusbrug en overtorend door de twee Hoge Heren. Toen hij opgeleverd werd markeerde hij als een meerpaal fier de overgang tussen stad en rivier. Dat hoogste gebouw van toen werd door tijdgenoten met trots bezien als teken van vooruitgang. Stadsplanner Cornelis van Traa sprak in 1955 over “de 14 verdiepingen hoge Maastorenflat, welke straks aan de bewoners een riant uitzicht biedt op de levensader van onze stad.” Tien jaar later schreef Rein Blijstra: “In dit verband is het wellicht belangwekkend om op de plaats van de Maastorenflat te wijzen. Dit gebouw is immers, zoals het op het ogenblik de rechter Maasoever in de omgeving van het Willemsplein beheerst en een onmiddellijke tegenhanger vormt tot de grote oceaanstomers aan de overkant van de rivier, het ‘teken’ van de stad, die bezig is zich tot een metropolis te ontwikkelen. [...]”

De Maastorenflat spreekt ook van visie en daadkracht. Zo’n gebouw komt niet voor in Van Traa’s Basisplan (1946), noch in het Kernplan 1951 Binnenstad Rotterdam. Naar overlevering hebben Van Traa, opdrachtgever Pensioenfonds der Koninklijke Pakketvaart Maatschappij uit Amsterdam en architect Herman Bakker ergens in 1953 in één uur besloten dat het er wél moest komen. Vervolgens hebben Bakker en zijn staf het ontwerp in één weekend uitgewerkt, net op tijd om het op maandagochtend in Den Haag te hebben. Daar moest worden beslist over ter beschikking te stellen middelen en subsidies.

De locatie is voor het eerst aangegeven op een situatietekening van 7 november 1953; op 18 november al is een eerste bestektekening gereed van de 4e t/m 14e verdieping van die “flat rotterdam”, zoals het gebouw in eerste instantie nog heette. Definitieve bestektekeningen dateren van maart en april 1954: daarop heet het gebouw “Maastorenflat / Zalmhaven”. Ondertussen was op 12 december 1953 de eerste paal geslagen. Eind april 1955 werd het hoogste punt bereikt, en in 1956 werd het gebouw opgeleverd.

Bakker heeft in zijn ontwerp rekening gehouden met de buitendijkse locatie aan de Zalmhaven. Die had stevig te lijden gehad van de Watersnoodramp van in de nacht van 31 januari op1 februari 1953, nauwelijks 10 maanden vóór het eerste ontwerp. Het gebouw is gedacht als betonskelet. Het staat op een stevige, tamelijk gesloten plint die bekleed werd met Scandinavisch graniet. Daarin werd een conciergewoning ondergebracht, plus archiefruimten en parkeergelegenheid. Daar bovenop de eigenlijke begane grond, waarin “showrooms” zijn voorzien, plus de beide entrees: in de oostgevel die tot de showrooms en de woonlagen, in de noordgevel die tot de kantoorverdiepingen. Die bevinden zich in een uitkragende, sterk verticaal gelede betonnen doos met daarboven een weer iets inspringende, geheel met glas omklede verdieping. Daar weer bovenop de verdiepingen “4 t/m 14”: elf lagen met steeds vier min of meer gelijkwaardige flats, die duidelijk horizontaal geleed zijn en bekleed met baksteenwerk. Tenslotte een weer iets terugspringende, en voornamelijk met glas beklede topverdieping. Die staat overigens niet aangegeven op de bestektekeningen uit 1954. 

Zo is een hoogbouw ontstaan waarin de diverse functies – dat die in één gebouw gecombineerd werden was voor die tijd tamelijk bijzonder – duidelijk gemarkeerd zijn, en waarvan alle gevels een markant eigen gezicht kregen. 

Saillant in dit verband is de noordgevel. In de eerste tekeningen is die ter hoogte van de woonlagen vlak en gesloten. Het metselwerk wordt slechts doorbroken door twee rijen van steeds twee vierkante vensters – één voor iedere woonkamer daar – symmetrisch in de gevel. Daarvan is nu nog één rij zichtbaar. Als je vanaf de Schiedamsedijk komt springt een geprononceerd uitgewerkte, betonnen noodtrap in het oog; daardoor wordt die gevel sterk asymmetrisch. Jan Hoogstad vertelt dat die trap een afterthought was – hij staat ook niet aangegeven op de oorspronkelijke tekeningen. Die trap is, anders dan je zou verwachten, niet direct bereikbaar vanuit de elf woonlagen: “De bordesjes van die trap lopen weliswaar gelijk met de verdiepingsvloeren, maar er is geen doorlopende gang tot aan die noordgevel – daar zitten immers de woonkamers van de flats – en er zijn dus ook geen deuren. In geval van nood moesten de bewoners eerst naar het dak. Pas daar konden ze op die noodtrap komen. Die leidt tot het dak van de kantoren-doos. Daar zou dan de brandweer staan om ze naar straatniveau te tillen”, vertelt Hoogstad met twinkelende ogen. “Die trap is dus hoofdzakelijk decoratief.” 

Fantastisch dat zoiets in de schrale jaren vijftig door de beugel van brandweer en welstand kwam... Overigens waren die jaren niet zó mager dan dat kunstenaar Frans Tuinstra de opdracht kreeg voor markante keramische kunstwerken: een boven de entree tot de showrooms en de woningen, en een naast de ingang tot de kantoren. Inmiddels is de Maastorenflat gemeentelijk monument – die wordt dus voorlopig gelukkig níet afgebroken!

Kantoorgebouw Vasteland/Scheepstimmermanslaan (1961-1966/1967-1968/1969-1973) 

Wat zich nu voordoet als één lang kantoorgebouw aan het Vasteland/hoek Scheepstimmermanslaan, is in feite een drieluik. Het werd tussen 1961 en 1973 in drie fasen gebouwd in opdracht van het Philips Pensioenfonds, waarmee Herman Bakker veel vaker samenwerkte. Het gebouw werd destijds ervaren als “drie zakenpanden”.

De planning ervoor was begonnen in 1961 met het meest oostelijke deel, pal naast het pand van de N.V. Nieuwe Rotterdamsche Instrumentenfabriek ‘Observator’, dat in juni 1962 in gebruik werd genomen. Beide projecten begeleiden stedenbouwkundig de knik in het Vasteland, die al in het Basisplan 1946 was voorzien (zie de passage ‘De Zalmhaven’). Dat nieuwe tracé werd nu in een moeite door fors verbreed, en op Deltahoogte gebracht. Daarbij moest de bestaande bebouwing wijken, en werd ook de noordoostelijke hoek van de Zalmhaven gedempt. Ook de Scheepstimmermanslaan werd in de jaren zestig opgerekt van smalle straat tot weidse verkeersader, waardoor de Zalmhaven ook aan de westkant een stuk kleiner werd. 

Bakker blijkt bij het begin van het drieluik-project een vooruitziend planner, die vernuftig inspeelt op de locatie. Het perceel voor het eerste blok is niet rechthoekig, maar trapezoïde: de oostkant ervan wordt bepaald door de knik in het Vasteland en de westgevel van het Observator-gebouw. Bakker plant langs het Vasteland een platte doos van anderhalve verdieping hoog met daarin winkelruimten. Daarbovenop een iets inspringende verdieping, met daar weer boven een uitkragend doosvormig volume van vier verdiepingen. Alles streng parallel aan het nieuwe Vasteland. De winkelruimten krijgen aluminium puien; de kantoorverdiepingen daarboven betonnen borstweringen. Die winkels werden destijds als uiterst modern en luxueus ervaren, blijkt uit de website van Wijnhandel Peeters, die hier vanaf het eerste uur gevestigd is. Pal daarnaast, tot 2015, Schmidt Zeevis. Even later kwam hier ook luxe slagerij Chateaubriand. Sowieso waren de winkels hier gericht op een grootstedelijk publiek met bovengemiddelde spending power.

Aan de achterkant is de situatie heel anders. Ten eerste blijkt het onderste doosvolume daar één verdieping hoger: het pand staat immers tegen een dijk aangebouwd. Op straatniveau, aan de haven, zijn bedrijfsruimten gepland. Daarboven,  op straatniveau van het Vasteland, een parkeergarage, achter de winkelruimten om. De achtergevel van de vier-verdiepingen-kantorendoos loopt scheef, niet parallel aan de voorgevel, maar aan de achtergevel van het naastgelegen Observator-pand – overigens pal Oost-West. 

Dit recept wordt daarna twee keer herhaald. Zo is in 1973 uiteindelijk een gebouw ontstaan dat zich langs het Vasteland – inmiddels opgewaardeerd van de vooroorlogse smalle dijk-straat tot grootsteedse verkeersader – schijnbaar aus einem Guß invoegt in die grote schaal en vaart. Wie goed kijkt, ziet dat Bakker die enorme gevelwand – 150 meter lang – wel degelijk geleed heeft door middel van verticale, iets terugliggende insnijdingen tussen de drie opeenvolgende kantoorvolumes. Gezien vanaf de kleinschaliger Zalmhaven, en tegenwoordig vanuit mijn slaapkamerraam, verklappen de scheef weglopende achtergevels daarvan de knik in het Vasteland. 

In november 1973 is het hele project klaar – dan trekt het Openbaar Lichaam Rijnmond in de kantoorlagen van fase 3.

Al met al wellicht geen hemelbestormende architectuur voor het internationale debat, maar wel een voorbeeld van zorgvuldig plannen en ontwerpen. 

Nedlloyd Huis, Houtlaan 21/Zalmhaven (1972-1977)

De slopers begonnen stipt afgelopen 1 december, al was dat een vrijdag: de projectontwikkelaars laten geen gras groeien over de onttakeling van het voormalig Nedlloyd Huis. Dat was nauwelijks 40 jaar geleden feestelijk geopend, in september 1977. Al maanden rijden nu vorkheftruckjes af en aan om materiaal het gebouw uit te slepen: systeemplafonds, tussenwanden, asbestpanelen, deuren en kozijnen. Alles verdwijnt in containers. Zo meteen volgen bouwkundige onderdelen: betonnen kolommen en vloerdelen, en natuurlijk de metalen gevelpanelen. Volgens planning moet het gebouw eind mei, als u deze Puntkomma leest, helemaal verdwenen zijn. 

Officieel staat het gebouw aan de Houtlaan, maar op de bouwtekeningen van “werk 859” wordt consequent gesproken over “Kantoorbebouwing aan de Zalmhaven te Rotterdam”. De entreehal steekt dan ook dwars door het gebouw heen: van Houtlaan naar waar het water kabbelde van de voormalige Zalmhaven.

Op 19 maart 1975 sloeg PvdA-wethouder Jan van der Ploeg de officiële eerste paal van het nieuwe gebouw; er zaten al wat proefpalen in de grond. Hij had geaarzeld: met de portefeuille Stadsvernieuwing op zak (1974-1982) had hij liever gezien dat hier woningen zouden komen, maar hij zat vast aan eerder genomen beslissingen van het stadsbestuur. Daar tegenover stond dat dit kantoorgebouw een nieuwe standaard zette in de stad. En, net als Smit Internationale dat een jaar eerder vlak ernaast was begonnen met zijn nieuwe hoofdkantoor, was Koninklijke Nedlloyd – dat werd in september 1977 de nieuwe naam voor de Nederlandsche Scheepvaart Unie (NSU) – Hollands glorie op en top! Het bedrijf had meer ruimte nodig, nauwelijks tien jaar nadat het hoofdkwartier aan de Van Vollenhovenstraat – ook van Bakker – in gebruik was genomen: nu werd 20.000 m2 gevraagd, plus parkeergelegenheid voor 400 auto’s.

Hoe moest dat alles onderdak in het historische Scheepvaartkwartier – in 1977 uiteindelijk rijksbeschermd stadsgezicht?

Wie is de ontwerper van het Nedlloyd Huis?

Waar het Nedlloyd Huis officieel op naam staat van Bakker’s bureau, lijkt niet Herman Bakker hoofdontwerper te zijn geweest, maar de jonge architect Chiel Verhoeff (1942-2014). Die was in 1972 bij het bureau gekomen op voorspraak van aannemer Voormolen, bij wie Verhoeff eerder stage had gelopen. Voormolen had de opdracht voor het prestigieuze kantoorpand binnengesleept, voor de realisatie waarvan Verhoeff zich nu aansloot bij het ervaren bureau van Bakker. Op de bouwtekeningen in het Stadsarchief Rotterdam staat, in het stempel van ‘Architectenbureau H.D. Bakker bv’, steeds ook “met medewerkend architect: / IR. M. VERHOEFF”. 

Verhoeff lijkt het hoofdidee voor het gebouw kant-en-klaar te hebben ingebracht, zoals blijkt uit tekeningen die al dateren uit augustus 1972. Het beschikbare perceel tussen Houtlaan en Zalmhaven, waar tot dan toe de houthandel gevestigd was geweest, was 120 meter lang en 50 breed. Zou Bakker daarop zijn gebruikelijke strookbouw van 15 meter breed gezet hebben, dan had het gebouw 12 of 13 lagen hoog moeten worden – niet passend in de schaal van het Scheepvaartkwartier. 

Om de gevraagde bulk aan ruimte onder dak te brengen wilde Verhoeff het perceel over de volle breedte bebouwen. Hij ging daar zelfs nog overheen. Op doorsnedetekeningen is te zien dat het aan de kant van de Zalmhaven óver de licht aflopende oever heen gebouwd is, waar in vroeger eeuwen schepen vanaf gegleden waren.

Om in zo’n blok toch overal voldoende daglicht te laten binnendringen werd het gevraagde volume verdeeld over een centrale as met aan weerszijden vier uítstekende ‘tanden’. Zo waren maar vier à vijf verdiepingen nodig; de totale hoogte ervan is nét 25 meter, nog passend bij de nokhoogten langs de Scheepstimmermanslaan. Het totaalvolume werd bovendien op een vierkantengrid  ingedeeld en in kleinere units opgedeeld. Die werden aan de buitenkant gearticuleerd door verdiepingoverstijgende betonnen pijlers, die als slanke stelten tot op de grond cq in het water van de haven reiken. Daaronder, iets terugliggend, twee parkeerlagen, de onderste half in de grond gegraven. Die steken, enigszins in de schaduw en uitgevoerd in kaal grijs beton, af tegen het hoofdvolume. Bekleed met aluminium gevelpanelen in wat donkerder grijs (later wit gespoten) lijkt dat volume op zijn slanke stelten te gaan zweven. Deze discrete plint tilt in één moeite door het eigenlijke kantoorgedeelte ruim boven een hoogstwaterpeil in dit buitendijkse gebied. In die laaggelegen parkeergarages konden in geval van nood vloedschotten worden aangebracht.

Die drie kunstgrepen – opdeling van de bouwmassa, beperking van het aantal verdiepingsvloeren, en het laten zweven van de volumes – geven het Nedlloyd Huis ondanks zijn enorme omvang toch een wat menselijker maat. Bijna een ‘huis’...

Deze aanpak lijkt op die van het Centraal Beheer (1968-1972) in Apeldoorn van Herman Hertzberger; vroeg voorbeeld van het Structuralisme in de architectuur, dat in die dagen furore maakte. Chiel Verhoeff moet het gekend hebben. Het Nedlloyd Huis markeert zo de overgang tussen twee generaties opvattingen-over-architectuur: de nieuw-zakelijke van Bakker, en de structuralistische van Verhoeff. Het project is zo een statement voor de sprong voorwaarts die het bureau van Herman Bakker zette met de komst van Chiel Verhoeff.

Het Nedlloyd Huis is óók een voorbeeld van de voortschrijdende industrialisatie van het bouwen. De constructie bestaat grotendeels uit prefab aangeleverde kolommen, balken en vloerdelen, die ter plekke op elkaar gestapeld werden. Dat was de eigentijdse preferred practice van aannemer Voormolen: die had ingezet op industrieel bouwen. Dat scheelt ook kostbare tijd-op-de-werkplek: de uitharding van het beton kan al tevoren in de fabriek plaatsvinden. Voor Bakker’s kantoorgebouw aan de Boompjes van tien jaar eerder was alle beton nog helemaal in het werk gestort. Zo werkte toenmalig aannemer JP van Eesteren nou eenmaal. Bij het Nedlloyd Huis lijkt dat enkel nog het geval voor de verdiepingoverstijgende betonstelten. Verder is alles prefab. Ook de metalen geveldelen, de kozijnen en de vensterpanelen zijn in hoge mate gestandaardiseerd. Bijkomend voordeel: bij de huidige ontmanteling van het gebouw kan een en ander zó uit elkaar geschroefd en getakeld worden. 

Dit was een gebouw-aan-de-haven: dat blijkt ook uit de detaillering en verdere afwerking. Met zijn metalen huid oogt het Nedlloyd Huis heel high tech. Alle hoeken van het gebouw zijn onder 45 graden afgeschuind. Dat geldt ook de individuele, door het grid bepaalde blokken waaruit het is opgebouwd, én voor de onder- en bovenkant daarvan; recensenten uit die tijd spraken over ‘erkers’, een begrip uit de woningbouw. Wél is alles stevig en stoer gedetailleerd, tot en met die bolders in de gaanderij aan de kant van de haven: dat is de wereld van het water, en de binnenvaartschepen daar.

Het gebouw werd opgeleverd met een compleet interieur. Interieurarchitecte Lenie Hauber-de Vries van bureau Bakker ontwierp een mix van ouwe chique en seventies-modern (natuurstenen vloeren in de entreezone, maar ook grote plantenbakken en kleine vijvers; edelhouten wandpanelen in de directievertrekken, en liftkokers en vloerbedekking in heldere kleuren). Op de verdiepingen kwamen zo min mogelijk tussenwanden: zo bleef de ruimte flexibel bruikbaar. Het grid maakte wel afzonderlijke plekken voelbaar. 

Het pand werd verder uitgerust met de meest geavanceerde technische snufjes op het gebied van verwarming en luchtverversing (“in het gebouw komt een volledige airconditionings installatie” staat op diverse bouwtekeningen te lezen), van bekabeling en dataverwerking – dáárvoor stond de afdeling Nedlloyd Computer Services garant. 

Op donderdag 8 september 1977 werd het Nedlloyd Huis – een investering van liefst 52 miljoen gulden – feestelijk in gebruik genomen. Op 24 september was er een Open Huis: toen kon iedereen kennismaken met wat op dat moment een van de meest geavanceerde kantoorgebouwen van de stad was. Het moet met zijn futuristische uitstraling indruk hebben gemaakt, net als de Europoint torens aan het Marconiplein (1971-1975; Skidmore, Owings, Merill - SOM).

Tijdens het ‘Keurmeester’-project uit 1979 verbaasde Kenneth Frampton uit de UK zich erover  dat het Nedlloyd Huis niet ter keuring was voorgedragen. Hij is uitermate positief: “[...] Het is [...] de schaal in stedelijke context die Frampton waardeert. Een van de mooiste aspecten van het gebouw vindt hij de oplossing van het parkeren in twee lagen onder het gebouw en de fraaie metalen omheining daaromheen, als het moderne equivalent van een klassiek basement met rustica. [...]”

Maar het kan verkeren. Twintig jaar later vonden mijn bezoekers het maar “een lelijk gebouw”. Nog weer tien jaar daarna vonden investeerders, natuurlijk van nature minder geïnteresseerd in historische continuïteit dan in winstmarges, het Nedlloyd Huis niet de moeite van herontwikkeling waard. En dus verdwijnt het nu. Ik zal het missen...

Herman D. Bakker: van architect-in-een-Rolls naar archief-bij-de-rommel

Rond 1970 was Bakker’s bureau verhuisd naar een zelfontworpen pand aan de Noordsingel. Het was uitgegroeid tot een bedrijf met rond 65 medewerkers. Minder theoretisch aangelegd, en minder in the spotlight tredend dan meer bejubelde bureaus als Van den Broek en Bakema of Maaskant en Van Tijen, realiseerde het wél meer projecten. Dat bleek in 1996, toen een inventarisatie werd uitgevoerd van projecten binnen de brandgrens. Het Nedlloyd Huis bewees dat Bakker en zijn medewerkers, meer pragmatisch, wél nieuwe ontwikkelingen in bouwtechnieken en architectonische benaderingswijzen omarmden. 

Dat wordt ook duidelijk in de organisatie van het bureau. Vanaf 1977 heette het  ‘Architectenbureau Bakker & Verhoeff’. Herman Bakker had toen twee mededirecteuren benoemd: Wim de Haas – sinds 1959 chef de bureau – en Chiel Verhoeff – die in 1972 de opdracht voor het Nedlloyd Huis had binnengebracht. Bakker en met hem de Nieuw Zakelijke benadering treden naar de achtergrond. Verhoeff introduceerde het Structuralisme van die jaren, waarin ook ruimte was voor de inbreng van sociologen en inspraak van bewoners en gebruikers. 

In 1983, hij is dan 68, treedt Bakker terug. Hij wordt opgevolgd door zijn zoon Ernest Bakker (1949). Die is verantwoordelijk voor management en directievoering, en Chiel Verhoeff voor ontwerp en vormgeving. 

In 1987 schrijft Herman Bakker een autobiografische schets. Aan het slot daarvan kijkt hij tevreden terug op zijn leven: “[...] Bij het 40 jarig bestaan van het buro [sic!; GV] in 1985 wat toen al enige jaren Bakker en Verhoeff heette waren we aan werk no 1000. Te bedenken dat daar het allergrootste deel van gerealiseerd is, heb ik alle reden tot dankbaarheid voor wat ik in m’n vak heb mogen doen, alsmede voor de Stichtingen waarin ik sinds vele jaren, ten behoeve van mensen die lichamelijk minder geluk gehad hebben, iets heb kunnen doen en hopenlijk [sic; GV] nog jaren zal kunnen doen.” 

Herman Dirk Bakker stierf ruim een jaar later, op 12 oktober 1988, in Driebergen. 

Na Bakker’s dood bestond het bureau, in wisselende samenstelling, nog ongeveer tien jaar. In 1996 wordt het faillissement aangevraagd, naar aanleiding van een mislukt project aan de A16 bij Breda. Het pand aan de Noordsingel komt leeg te staan.

Een paar jaar later betrekt het jonge architectenbureau Juurlink [+] Geluk het leegstaande pand. Zij vinden kasten vol oude tekeningen en correspondentie: het archief van meer dan vijftig jaar architectenbureau Bakker. Huub Juurlink: “Dat archief was een puinhoop, en ook verre van compleet. Daarom zag het NAi er weinig brood meer in, aan wie we het hadden aangeboden omdat we ons bewust waren van het grote belang van het bureau. Maar wat moesten wíj ermee? Uiteindelijk hebben we, met pijn in ’t hart, de gemeentereiniging laten komen....” . 

Het archief van een architect die had rondgereden in een Rolls Royce als ouwe rommel bij het grof vuil, verloren voor toekomstige onderzoekers. Zo verdwijnt hij, als we niet uitkijken,  langzaamaan uit zicht: ‘Herman D. Bakker – architect van de Wederopbouw / wederombouw / wederafbraak’. Wordt het niet eens tijd voor een alomvattende studie?

Misschien vind je dit ook leuk